
met vele kleine bleeke pukkeltjes, van onderen graauw-
achtig. Lengte 15 , breedte a tot 3J lijn.
Woonpl. Menigvuldig aan verfcheiden waterplanten,
inzonderheid op het ruiterskruid ( Stratiotes Aloides Ld)
en op de vorfchenbeet (Hydrocharis mor sus ranae Ld)
Voedf. Zij kruipen in de horentjes van verfcheidene
zoetwaterfiakken en verteren het dier.
Voortt. Gefchiedt door eitjes, in welken het lijnvormige
vruchtje befioten i s ; men ziet dezelve aan de zjj-
den van het lijf in September , zelfs tot 70 in getal. ■
Eigenfch. Hunne yoortgaande beweging gefchiedt op
de wijze der Spanrupsen o f Landmeters.
4. Hir. Hyalina. L . Sp. 7 , p. 3097. Lamarck
V , p. 297 , a Pespece Erpdobella complanata. Muller
Ferm. I , pars. 2 , p. 4 9 , No. 176. Tremblky
Bist. polyp. p. 1 1 9 , PI. 7 , f. 7. De doorfchijnende
Bloedegel.
Kent. Platachtig, zeer doorfchijnend, geelachtig,
van voren fpits, van achteren verbreed, aan de bovenzijde
overdwars donker geftreept; de spitse witte kop is
van boven met 6 zwarte (lippen, in twee rijen gerigt,
bezet; de ftaart is rondachtig en graauw. De lengte
bedraagt 9 en de breedte i§ lijn.
Woortpl. In beeken en flooten, aan onderfcheidene
waterplanten.
Voortt. De eijeren zijn rolrond, groen met een bleek
bandje omgeven 3 de daarin befioten vrucht is klein en
niervormig, men vindt er tot honderd in één wijfje.
5. Hir. Hippoglossi. L . Sp. 14, p. 3098. Lamarck
V , p. 295, No 1. Phylline Hippoglossi.
Baster
Baster Opuscula Subsccha. I I , p. 138 (I53?, T, 8*
f« P , b , B , C. De heilbots Bloedegel,
Kent. Het langwerpigrond lijf is 2— 3 lijnen lang en
i lijn breed; voor aan den kop (laan als twee ronde te-
peltjes, uit ieder van welken drie vederachtige haartjes
Voortkomen; de mond heeft veel overeenkomst met die
der kreeften ; onder aan de borst is wederzijds een haakachtige
klaauw geplaatst, met welken zij zich aan den
visch vast hechten; het achterlijf is van onderen met zes
paar pooten voorzien, en eindigt met een kort, breed
vlies of ftaart, uit welks beide hoeken nog een getand
deel voortkomt.
Wlonpl. Op de heilbot (Pleuron. hippoglosfusd)
6. Hir, Muricata. L , Sp. 9, p. 3098. Lamarck
V, p. 293, N° . 1. Pontoedella Muricata. Baster
o. c. i , p. 8a (94), T. 10 , f. 2. Hirudo Pisci-
um. Rondeletii Aquatil. I I , p, 111 , cum fig. Hirudo
Marina.
Kent. Het rolrond lijf is uit vele knobbelige ringen
zamengefteld, waardoor het zeer uitrekbaar is j de mond
en ftaart zijn ieder met een ronde fchijf voorzien, waarmede
het dier zich aan eenig voorwerp hechten kan. In
rust is hij omtrent 3 en uitgerekt meer dan 5 duimen lang.
Woonpl. Hij hecht zich aan verfcheiden visfchen, inzonderheid
aan de rogfoorten ('Kaya. )
E a II.