
ligt de mond, die niet zes tepeltjes omzet is ; de ftaart
is aan de punt eenigermate gebogen en eindigt in eene
blaas. Lengte van 5 duim tot een voet. Rudolphi
heeft er gezien van 3 voet lang en 2 lijnen dik. De
meesten zijn bloedkleurig, in wijngeest worden zij bruin,
grijs en fomtijds zeer wit.
Woonpl. In de nieren van den mensch, van den
hond, Hier, vos en van het paard.
5. A s c . Vulpis. L . 1Sp. 9 , p. 3031. R ud. I I , pars.
im a , p. 13 9 , Syn. p. 4 1 , No. 19. A s c . trique-
tra. Jc. helminth, T. 4 , f. 22. Goeze, p. 84.
Frolich, im Na tur f., 24 S t . , p. 140 , T . 4 , f. 30,
31» De driehoekige Spoelworm.
Kent. De kop platachtig, met zeer kleine klepjes;
het lijf neemt naar de beide einden in dikte a f ; de
Haart loopt fcherp gepunt uit, en is bij het wijfje langer
dan bij het mannetje; de vleugels, die aan den kop
fmal z ijn , worden langs een gedeelte van de zijden van
het lijf allengs breeder en hebben de gedaante van een
half eirond. Lengte van i§ tot 6 duimen; de kleur
is wit.
Woonpl. Menigvuldig in de dunne darmen van
den vos.
6. A s c . Felis. L . Sp. 1 2 , p. 3031. Rud. II, pars.
im a , p. 14 0 , Syn. p. 4 2 , No. 21. A s c . Mystax.
Jc. HELMINTH, T . 4 , f. 23. LaMARCK III, p. 208 ,
No. 5. A s c . Mystax. Redi, p. 193, feqq. Goez
e , p. 79 , T . 1 , f. 5 et f. 9— 13. Frolich, im
N a tu r f., 24 St. , p. 141. A s c . Cati. De geknevelde
Spoelworm.
Kent. De kop met drie zeer kleine klepjes; het
lijf verdunt naar de beide einden; de vleugels van den
kop af langs de zijden half eirond; de ftaart is bij het
mannetje korter en puntiger dan bij het wijfje. Lengte
van i§ tot 6 duim; dun en wit van kleur,
Woonpl. In menigte in de dunne darmen van de
huiskat,
7. Asc. Cati. L . Sp. 1 3 , p. 3031. Rud. I I , pars.
jm a , p. 236, Syn. p. 36 , n. 23. Strongylus ,
tubotformis. Zeder , E r ster nachtrag zur Naturge-
fchichte der Eingeweidewurmer von j,.a. e. goeze,
1809’, 40. , p. 75. ------ Naturgefch, der Eingeweide
warmer, 1803, p. 91 , T . 2 , f, 4 , 5, De buis-
achtige Spoelworm,
Kent, De kop als geknot; de lip van den mond
vierkantig; het lijf naar de beide einden verdund, doch
neemt bij de buisvormige beurs, die aan het uiterlle
eind geplaatst i s , wederom in dikte toe; deze is bij het
mannetje kegelvormig, doch bij het wijfje puntig. Het
eer ft e is drie , het andere vier lijnen lang; de kop w it ;
het lijf aschgraauwachtig,
Woonpl. In den twaalfvingerigen darm van de
huiskat.
8. Asc. Talpae. E. Sp. 19, p. 303a. Rud. 11, pars.
im a , p. 193,r Asc. Strumofa, Syn. p. 24 et 241.
Spiroptera ftrumofa. Goeze, p. 75. Zeder, Na-
turg., p. 106 , No. 14. Fusaria, Convoluta. Frolich
, im N a tu r f., 25 S t ., p. 8 2 , T . 3 , f. 15.
Asc. Strumofa. De klierachtige Spoelworm.
Kent, De kop Homp, met drie klepjes, die fomtijds