
Wlonpl. Zeer menigvuldig langs de Hollandfche en
Vriefehe Branden.
21. Sert. Spinosa. L . >Sp. 23, p. 3855. Lamarck
o. c. I I , p. 120, No. 17. Ellis Corall. p. ao , T .
1 1 , f. b. B. Esper Pflzth. Sertul. T . 28. Pallas
No. 65. Seriularia Sericea. De gorter Flora p.
346 , X. Zijdekorallijn, Gedoomd Koraliijn. Coralline
4 soie. Stik Corallina.
Kent. Door verfcheideh zijdeachtige holle draadvormige
vezeltjes hecht het zich aan fteenen en andere voorwerpen
; de (leng beftaat uit verfcheiden ineengevlochten
buisjes ; uit dezelve fchieten verfcheiden lailgè fijne
takjes, en uit deze wederom nog kleinere, die zich
immer in tweeën verdeden. De blaasjes, die langwerpig
rond èn van boven open zijn, worden door polypen
met acht armen bewoond, en zijn met derzdver (taarten
aan den hoofdpolyp , die het geheel koraal vervult, gehecht.
De zelfftandigheid van den polyp is lilachtig, en
betoont zich gevoelig, voor de zaméntrekkende o f uit-
flrekkende beweging, die door de jonge polijpen gemaakt
wordt.
Woonpt. Aan het ftrand bij Katwijk.
22. Sert. Setacea. L. Sp. 64, p. 3856. Lamarck
o. c. II, p. 129, No. 17. Plumularia Setacea. El-
lis Corall. p. 19, No. 1 6 , T . 38, f. 4 en D. Palla
s , No. 92. Borstelkorallijn. Zeeborstel. Coralline
c soye. Sea-Bristles.
Kent. Met de draadvormige worteltjes is het aan
fchelpen o f andere voorwerpen gehecht; uit de (lammetjes
tjes fchieten aan beide zijden lange, fijne, boogswijze
gekromde takjes uit, die door het mikroskoop gezien,
uit leedjes zamengefteld z ijn ; uit het hovende gedeelte
van deze geledingen komen haarvormige takjes, beurtelings
het eene om het andere, even zoo geleed, en met
tandjes als bekertjes voorzien, vo o rt, in welke de polypen
zich onthouden; de blaasjes hebben de gedaante van
eene olijf, welke, wanneer de daarin wonende polyp zich
zich zamentrekt, zich van boven getand vertoonen. Het
bereikt eene hoogte van anderhalven duim.
Woonpl. In de Zeeuwfche ftroomen.
23. Sert. Polyzonias. L . Sp. 2 5 , p. 3856. L a-
marck o. c. II, p. 1 1 7 , No. 7. Ellis Corall. p. 5»
No. 3 , T . 2 , f. a. A. b. B. Esper Pflzth. Sertul.
T . 6. Pallas No. 76. Sert. Ericoides. Heikoral-
lijn. Coralline a grandes dentelures. Great tooth
Coralline.
Kent. Het verfpreidt zich wortelachtig over fchelp-
dieren en verfcheiden foorten van zeeplanten , het (lammetje
is dun, weinig getakt en tusfehen de tandjes als
eene fchroef gedraaid. Deze gelijken naar eene kan en
zijn beurtelings om het (lammetje geplaatst. De geheele
masfa van dit koraal wordt door éénen polyp bewoond ,
van welken ieder tandje een gedeelte bevat; uit deszelfs
opening flrekt hij zijne zeer fijne armen u it, die de gedaante
hebben van een bosje haren. De blaasjes zijn
gerimpeld, als met banden omgeven en eenigzins eirond
doch loopen naar onderen fpits to e ; het wordt omtrent
één duim hoog.