
o. c. VI , b. p. 27 , No. 1, Draparnaud p. 47 , pi.
a , f. 25— 27, Pfeiffer o. c, p. 109, No, 2 , T . 4 ,
f. 46. Ancylus Lacustris. Schröter Flusconch. p.
203, No. 26, T r 5 , f. 1 , 2, 3. Ancylus Fluviatilis.
De Moeras Patel,
Kent. De fchaal half ovaal, vliesachtig, de top bijna
rond , dun en broos , de opening langwerpig rond, De
grootden zijn 3 lijnen lang.
Het lijf is vleezig en graauw van kleur, de horentjes
als morfig wi t , aan derzelver binnenzijde van onderen
bevinden zich de zwarte oogen ; het dier kan zich met
zijnen mantel geheel bedekken; de voet js rondachtig.
Woonpl. In de rivieren en (taande wateren op de
Stratiotes aloides en andere waterplanten.
Voedf. Waarfchijplijk waterinfecten.
Foortt. Volgens lister klimt bij de paring de een
op den top van dep anderen, in September vond hij het
fchot aan de (teenen klevende en in kleine bolletjes als
lil verfpreid, in welke hij de kleine patel uit de gedalte
onderfcheiden kon.
Eigenfch. Zij houden niet lang (tand op eene plaats ,
bewegen zich tragelijk en hun voortgang is langzaam.
2. Pat. Fluviatilis. L. Sp. 98, p. 3711. Lamarck
H. N, V I , b. p. 27, No. 2. Ancylus Fluviatilis.
O. F. Muller Hist, Ferm. p. 201 , No. 386. Ancylus
Fluviatilis. Draparnaud p. 48, pl. 2 , f. 23
et 24. Die kle ine Dra gone rmut z e .
Kent. De fchaal langwerpig rond , meer verheven ,
doch minder lang dan de voorgaande; dup , zeer breek,
haar
baar en doorfchijnend, dit laatfte evenwel heeft niet
altijd plaats; vele zijn zeer glanzig, inzonderheid van
binnen; door eene ringsvormige afdeeling wordt de fchaal
als in tweeën verdeeld. Lengte omtrent | duim. Vele
zijn zeer klein en door het bloote oog naauwelijks te
onderfcheiden, De kleur is zwart, donkerbruin, geelachtig,
graauw, enz,
Het dier is doorfchijnend, zwartachtig, van onderen
evenwel lichter van kleur; met twee voelertjes voorzien,
aan welke de oogen binnenwaarts geplaatst z ijn ; het
lijf is (lijmerig, men kan er geen deelen aan onderfcheiden.
Woonpl. Als bij de voorgaande en ook te Leiderdorp.
CCCXXXIIT. DE WORMBUIS. (S E R P U L A .)
Geflachts-kent. De fchaal o f buis is fchelpachtig;
als eene krullijn, fchijfachtig gewonden; van onderen
plat. Het lijf van het dier is bijna rolrond, naar achteren
dunner afloopende; aan het vooreinde bevinden zich
zes vederachtige kieuwen, die als dralen zamengevoegd
zijn en ingetrokken kunnen worden; aan den top tus-
fchen de kieuwen is een gedeeld dekfeltje als een fchildje
geplaatst.
i. Serp. Spirorbis. L . Sp. 5 , p, 3740. Lamarcr
o. c. V , p. 359. Spirorbis Nautiloides. Baster
Op. Sub fee. i , p. 79 (91) , T . IX, f. 3. Martini
ï , p. 1 7 , 59, T . 3 , f. 21. A. B. G. Het rond
Wormhuisje. Fers ä coquille tubuleufe. Das k l e in e
P o & t h o r n f o rm i g e g l a t t e Wu rm ge häuf e .
Kent. De buis is regelmatig rondachtig gedraaid, de
win