
o. c, I I , p, 60, No. i. Trembley Polypes. p. 8,
aa en 6 9 , T . 1 , f. 1. Rosel III D . , 2 S t ,, p. 484,
T. 88 en 89. Raker an Attempt. Natural History
of the Polype Lond. 1743, p. 1 9 , Pallas No. 3.
De groene Armpolyp. f e Polype verd. D e r g ru n e
A rm p o ly p u s ,
Kent. De gedaante van het lijf is door de gedurige
veranderingen , die het dier daaraan geeft, moeijelijk te
bepalen ; het is van % lijnen tot drie vierde van een*
duim lang , zeer fmal; omtrent het midden dikst; naar
voren en achteren dunner en langs de zijden helder gezoomd.
Het getal der armen (die tevens tot voeten
dienen) is onbepaald, fomtijds vindt men er 5 , 8 of 10, zfl
zijn korter en veel dunner dan het lijf, door intrekking
verbreeden z i j , zijn fmal gezoomd en veranderen mede
in vele gedaanten. Er botten Hechts weinig jongen uit
het l ij f , dat even gelijk de armen fraai groen is,
Woonpl. Aan verfcheiden plaatfen in Nederland, doqh
altijd in helder (laande wateren,
2. Hyd. Fusca. L. Sp. 2 , p. 3870. Lamarck
0, c. I I , p, 60 , No. 3, Trembley o. 1. p. 22 et
7 0 , T. i , f, 3 et 4. Rosel III D . , 2 St. , p. 4 59 ,
T . 84-^87, Baker o. 1. p, 17, Pallas No, i , PI.
i , f. 2. Hydra Vulgaris. Hydra Oligactis. De
bruine langgearmde Polyp. D e r b r a u n e P o ly p mit
h ö rn e r fo rm ig e n armen.
Kent. Ook bij dezen is de gedaante van het lijf zeer
verfchillend gewijzigd, doch wanneer hij hetzelve, gelijk
óok de armen het langst uitflrekt, vertoont zich de
kop
kop rond en heeft van boven een ingedrukt flapje, dat
den mond uitmaakt; rondom den kop bevinden zich op
£ijn meest 8 of 9 armen, die uit heldere digt aan elkander
gevoegde korrels beftaan en zeer lang uitgeftrekt
kunnen worden; ter plaatfe, waar zij uit den kop voortkomen
zijn zij het dikst, nemende allengs in dikte a f, tot
zij als een draad van het fijnfte fpinrag ten einde loopen.
Het fmalle lijf, wordt uit het dikker middendeel, naar
voren en achteren eenigermate dunner, doch ter laatfter
plaats verdunt het nog aanmerkelijk en blijft overal even
dun, waarom men dit gedeelte wel den ftaart zoude kunnen
noemen, althans, het maakt een onderfcheidend
kenteeken voor deze foort op, De kleur is kastanjebruin.
Woonpl. In zoete heldere ftaande wateren, aan vele
plaatfen in Nederland.
3, Hyd. Grisea. L . Sp. 3 , p. sSyo. Lamarck
0. c. I I , p. 60, No. 2. Trembley, p. 20, 2 2 , et
70, T. i , f. 2. RoselIII D. 2 St. p, 417» T * 78*“ ^3*
Baker o. 1. p. 20. Pallas No. 2. De geele Polyp.
D e r O r a n g e g e lb e P o l y p m it la n g e n h ö rn e r fo
rm ig e n armen.
Kentx Velerlei zijn wederom de veranderingen, onder
welke deze voorkomt; r o s e l vertoont er 15 op
tab. 78. De kop is dik en balvormig, met 6 tot 8
armen omzet, die even als de voorgaande foort korrelig
zamengefteld zijn; het gele Ujf is in het midden dikker
dan aan de beide einden, en loopt van achteren draadvormig
uit. De gele kleur van denzelyen is fomtijds
lichter en dan weder donkerder,
N 5