
De beide foorten, door rudolphi , even gelijk door
LiNN. als afzonderlijke foorten behandeld, heeft de eerfte
in zijne Entoz. Syn.* p. 68, No. 19, met zijnen e ch .
angustatus Mant. p. 318, No. 19 tot ééne foort ver-
eenigd , als volgt:
10. Echin. Angustatus. Rud. Entozool. Syn. p.
68 , No. 19. Frolich im Naturf. 29 St. p. 73 > No*
40. De fmalle Stekelfnuitworm.
Kent. De rolronde , (lompe, witte fnuit ïs met ver-
fcheiden rijen regthoekige haken , die zeer lang zijn bezet
; het rolronde lijf is menigmaal als eene fikkel gebogen,
overal gelijk van dikte, en over dwars fijn ge-
ftreept; het achtereind is zeer Romp afgerond. Lengte
2— 6 lijnen*
Woonpl. In de darmen van den piritaal (Gadus lota)
van de bot, (Pleuron. flefus') van den baars , ('Perca
fluviatilis.) van den fnoek (E/ox lucius.') e* a. m.
Echin. Cobitides.- L . Sp. 3 2 , p. 3°4-8. Rud. IT,
pars. ima. p. 258. Ech. Clavaeceps. Goeze Na-
turg. p. 158 , T . 12 , f. 7— 9. Ech. Cobitid. barba-
tula. Zeder Nachtrag, p. 130. Ech. Claviceps.
___ Naturg. p. 1 5 5 , No. 19. Ech. Claevtaceps.
Ech. Rutili, L. Sp. 4 5 , p. 3050. Rud. I I , pars.
i ma. p. 315. Ech; Cyprint Rutili.. Zeder Naturg.
p. 163, No. 45. Ech. Rutili.
Door rud. zamengevoegd, onder den naam r
11. Echin. Clavaeceps. Zeder Entozoor. Syn. p*
65, No. 9. De dikkoppige Stekelfnuitworm.
Kent* De fnuit eenigzins balrond, met weinig rijen
kïei-
37
kleine haakjes omzet „ bijna geen hals ; het rolronde lijf
is van voren dunner. Lengte 2— 3 lijnen.
Woonpl. In de darmen van den berm, (Cobites bar-
batula.) grondel, (Cob. toenia) nesteling (Cypr. albur-
nus) zeelt, (Cypr. tinca) voorn (C. rutilus) en a. m.
ia . Echin. Salmonis. L. Sp. 33 , p. 3048. Rud.
I I , pars, ima. p. 270, No. 16. Echin. Inflatus.
Syn. p. 6 7 , No. 17. E cu . Fufiformis. Zeder. Na-
turg. p. 162 , No. 44. Ech. Salm. De opgeblazen
Stekelfnuitworm.
Kent. De fnuit rolrond en Romp met 8— 12 rijen
haakjes bezet; geen h a ls; het lijf naar voren dikker en
eënigzins blaasachtig, naar achter neemt het in dikte
a f ; en eindigt in een’ Rompen Raart. Lengte 3— 5 lijnen.
Woonpl. In de ingewanden van den zalm (Salmo falar.')
13. Echin. Maraenae. L . Sp. 3 7 , p. 3049. R ud.
11, pars, ima. p. 313. Syn. p. 80, No. 94. E ch.
Eperlani. Acharius. in Vet. Ac. Ny. Handl. A ° .
1780, p. 49 , T . 2 , f. ï% 2. Acanthrus Jiphunculoi*
des. De Spierings Stekelfnuitworm.
Kent, Een cylindervormige fn uit, de hals zeer k o r t;
het lijf lang, naar voren dikker. Lengte 2— 3 lijnen.
Woonpl. In de darmen en buiksholte van den fpie-
ring (Salmo eperlanus).
14. Echin. Alofoe. L . Sp. 40, p. 3049. Rud. I I ,
pars. 1. p. 300. Syn. p. 7 5 , No. 48. Ech. Subula-
tus. Zeder. Naturg. p. 159, No. 30. Ech. Subul.
Hermann. im Naturf. 17 St. p. 17 7 , T . 4 , f, 1 1 ,
12. ECh. Alofoe* De elsvormige Stekelfnuitworm.
C o