
hechten kan, eindigende. De blootliggende mond kan
zich Berk verwijden, en is van binnen met drie tanden,
o f langwerpige hoornachïige kaken gewapend. Geene
oogen; de aars ligt van achteren , digt bij de fchijf.
ï. Hm. Medicinalis. L . Sp. a , p. 3095. Lamarck
V , p. 291 , N°. 1. Muller Verm. 1 , pars 2 , PI. 37
No. 167. Houttuin Nat. Hist. 1 , D. X IV , St.
P. -114 , PI. 107, f. 8. De geneeskrachtige Bloedzuiger.
Le Sangfue , The comirtan Leech. D e r B lu t*
e g e l.
Kent. Het langwerpig lijf is uit vele rlngachtige
plooijen zamengefield, door welke het verlengd o f za-
mengetrokken kan worden; de rug o f bovenzijde is platachtig
, met flrepen van verfcheidene kleuren geteekend ,
de ouderzijde is zwart met gele vlekken.
Woonpl. In Baande wateren en zachtvloeijende rivieren
en beken.
2. Hm. Sanguisuga. L . Sp. 3, p. 3095. L amarck
V , p. 291, N a. 2. B ir. Sanguiforha. M uller Verm.
i , pars. 2 , p. 38, No. 168. De gewone Bloedzuiger.
Le Sangsue notr, Sangsue de cheval. The Horfe Leech.
D e r R o s e g e l.
Kent. Het zarnengetfokken lijf is ïiiet langer dan
i duim, doch kan zich tot de lengte van 4 duimen uit-
Brekken; het is in zeer vele ringen 0Segment’ae) verdeeld
, die naar de meerdere of mindere uitrekking van
het lijf zich breeder o f fmaller Vertoonen; het kopeind
wordt bedoten met eene Bompe punt, die, wanneer
het dier zich aan eenig voorwerp vastzuigt, tot eene
ronde fchijf gevormd wordt; aan het achtereind bevindt
zich
<>5
zich eene dergelijke die immer zigtbaar is; boven dezelve aan
de laatfte infnijding is eene in het rond geplooide opening
door welke de bruine, dunne vlokkige overtollige Boffen
ontlast worden; de rug is zwart, de buik graauw-
groenaebtig, de zijde met zwarte vlekjes geteekend.
Woonpl., In Baande wateren.
Eigenfch. Zij kunnen lang zonder voedfel leven; —
een, die ik thans bijna een jaar in een glas met flootwa-
ter in het leven heb gehouden , heeft gedurende dien
tijd geen voedfel gebruikt, dan hetgeen mogelijk in het
gedurig ververscht water aanwezig is. Hij maakt fom-
tijds zeer levendige, zelfs wilde bewegingen, uit welke
ik evenwel nimmer iets als weêrsvooorfpelling heb kunnen
opmaken; het wondje, dat zij door hunne zuiging veroorzaken
kan (volgens lamarck) fomtijds gevaarlijk worden.
3. Hir. Vulgarts. L . Sp. 4 , p. 3095. Ed. X I I ,
p. 1079, N° . 4. H. Octoculata. Lamarck V , p.
296, N°. 1. Erpobdella Vulgarts. Muller Verin
I , pars. £, p. 40 , N°* 170. De achtoogige Bloed-
egel.
Kent. Het lang platachtig lijf is half doorfchijnend ,
aan beide zijden gerand; boven den ronden bek bevinden
zich acht pukkeltjes; achter denzelven op omtrent
een vierde van de lengte des lijfs beRaat er eene ronde
witte vlek , uit welke door drukking een zwart lid (wel-
ligt het mannelijke) voortkomt, terwijl een weinig dieper
het vrouwelijke, als eene opening, gelegen is; onder
aan bet achtereind bevindt zich een uitRekend ligchaam,
in de gedaante van een’ kegel, van welke den top afge-
fneden is. De kleur is van boven zwart of bnïinaehtig
E mét
. 1 :
mm
j || l p
||||r
mm