
p. 47 j pi» a , f. so— 22. Pfeiffer p. 83, No. 3, T ,
4.» L 14. Het Ammonshorentje, Le Planorhe a trois
fpirales d arete. Das f la c h e P o s th o r n mit e in e r
f c h a r fe n kante.
Kent. De volwasfen fchaal heeft vijf zeer fijn gekeepte
windingen, die naar binnen regelmatig in dikte
afhemen; aan de eene zijde zijn zij plat, aan de andere,
vormen zij, door verdieping eenen navel, terwijl zij door
diepe infiiijdingen van elkander onderfeheiden zijn; de rug
is gekield, in dier voege,, dat den fcherpen rand niet op,
deszelfs midden, maar digt aan de onderfte platte vlakte
gelegen i s ; de opening is eivormig; de omtrek van 3
tot 6 lijnen; de kleur verfchilt aanmerkelijk, van w it ,
geel en bruin in alle fchakeringen,
He't dier heeft twee fijne, ronde, roode horentjes ,
aan welker binnenzijden de oogen geplaatst zijn; het lijf
is zwart,
Woonpl. In flaande zoete wateren,
Voor it. Gefchiedt nagenoeg op dezelfde wijze, als die
van de Hel. Planorbis,
3, Hel, Vortex. L . Sp. 30, p. 3620. Lamarck
o. c. V I , b. p. 154, No. 7. Planorbis Vortex,
Draparnaod M&JL p. 44 , var. « , T . 2 , f. 4 et ff.
Planorbis Vortex. Pfeiffer o. c. p. 7 9 , T . 4 , f,
7. Planorbis Vertex. Martini IX , p. 100, T , 127,
f. 1127 « et 0. Schröter Flussconch, f. 228 , T . 5,
f. 16 , 17. Het Slangetje. Planorbe cl fix fpirales h
aretes. D ie W i r t e l f c h e ib e ,
K e n t . De fchaal fchijfachtig gewonden en zeer plat,
van
*3S
van boven eenigzins h o l; de 5 of 6 windingen binnenwaarts
regelmatig afneraende en digt aan de onderzijde
gekield. Diameter 4 en hoogte § lijn. De kleur is
jicht- en donkergraauw of donkerbruin en doorfchijnende.
Het dier is bruinaehtig rood en heeft witte voelertjes.
WoonpL- In onze flaande wateren en aan waterplanten
zeer gemeen.
Eigenfch. Volgens o. f . muller kan bet weken lang
buiten het water leven.
Hel. Cornea. L. Sp. 3 5 , p. 3623. Lamarck
,0. c, VI , b. p. 152, No. 2. Planorbis Corneus.
Drafarnaud Mollf p, 43 , pl. i » f» 42—-44. Planorbis
Corneus. Pfeiffer o. c. p. 7 7 , No. 3 , T ,
4 , f. 3, 4. Planorbis Corneus. Schroeter F lu s s-
COnch. p. 233 , T , V , f. l6 , 20 , 21, SWAMMERDAM
JkbA Nat. p. 18Ó, T . 10, f. 3 en 4. Cochlea De-
presfa, Martini IX , p, 93 > T- 127r 1113— 1121,
Knorr. V , T , 22 , f, 6. De Posthoren. Legrand
Planorbe. D ie C o c e ip e l f c h n e c k e .
Kent. De volwasfen fijn geftreepte fchaal heeft vijf
geheel ronde windingen, aan de bovenzijde loopen dezelve
zeer diep en vormeh eenen hollen navel, de onderzijde
is bijna plat; de opening is rond en fleehts een
weinig gedrukt, derzelver rand is zeer fcherp j de kleur
is verfchillend, men vindt er bruin, blaauw met wit en
bruin gemengd , wit met blaauwe vlammen en z ; grootte
van 15 lijnen tot i§ duim in den omtrek,
Het dier heeft voor aan den kop, twee aan elkander
verbondene lippen, onder welke de mond gelegen is;
achter deze bevindt zich de lange, breede platte vo e t,
I 4 roet