
Woonpl. In de Zeeuwfche flroomen.
4. Med. Aequorea. L. Sp. 4 , p. 3153* Lat
marck H. N. I I , p. 501 , fp. 2. Callirhoe Baste-
riana. Peron et lesueur Aanales du Mus. d' Hist.
Nat. X IV, p. 342, No, 43, Baster Opusc. Subs.. II,
p. 5 5 (58) T. 5 , f. 2 , 3 , A. De Oceaan fche kwal.
Kent. Het lijf is platrond, van binnen hol, van buiten
b o l; in het binnen fie deel bevinden zich vier eijer-
ftokken in de rigting van een kruis , en vier lange puntige
armen, deszelfs rand is met een’ rooden zoom en
een zeer groot aantal langere en kortere voelertjes omzet
; het buitenfle deel is rond , glad, blinkend, door-
fchijnend en lilachtig. Grootte als een driegulden.
Woonpl. Op onze kusten aan de Noordzee, in het
jaar 1762, was dezelve tot in het Spaarne te Haarlem
doorgedrongen.
5. Med. Aurita. L . Sp. 5 , p, 315®. L asiarck
II. N. I I , p. 513, lp- 3. Aurelia granulata. Peron
et lesueur Ann. du Mus. X IV , p. 358 , No. 89.
Aurelia Melamspila. Gronov. Act. Heh. 5 , p. 380,
No. 493.
Baster Opusc. Subs. I , p. 123 ( 14 2 ) , T . 14, f. 3
en 4 , de befehrijving II, p. 60.
Kent. Rond , digt met knobbeltjes bezet , langs den
buitenflen rand rondom met korte melkwitte haardunne
voelertjes omgeven, de eijerftokken liggen in het midden,
in de gedaante van een kruis met witte randen en aan
igderen hoek met eene zwarte ronde vlek geteekend.
Grootte 4 è 5 duim middellijns, in het midden omtrent
i dui m dik.
Woonpl.
Woonpl. In de Zeeuwfche flroomen en aan de Branden
zeer gemeen, komende in April of Mei naar het
land, en begevende zich in het laatst van Junij wederom
naar de diepte.
6. Med. Capillata. \ L. Sp. 6 , p. 3154. L a-
marck H. N. II, p. 5 19 , lp. 4. Cyanea Borealis.
Peron et Lesueur Ann. du Mus. etc. X IV , p. 364 ,
No. 107. Cyan Boreal. Baster. Op. Subs. I I , p.
60, (p. 61 en 63 ,) T . 5 , f. 1. Houtt. N. H.
XIV , p. 4 18 , pl. 1 1 2 , f. 3 en 4. Gehaarde Kwal.
Geftraalde Kwal.
Kent. Het als plat gedrukte lijf is zeer doorfchijnen-
de, en heeft in het midden eenen bruinen kring, uit
welke ia zich naar het einde verwijderende flralen voortkomen
; de bovenfte oppervlakte is effen en glad, de
rand heeft 16 infnijdingen ; aan de onderfle oppervlakte
van het lijf bevinden zich eene groote menigte melkwitte
in een gevlochten draden, welke het dier tot 2 en 3 vademen
kan uitftrekken. Grootte 9 k 10 duim midde-
lijns, in midden 2 duim dikv
Woonpl. In de Noordzee en de Zeeuwfche flroomen.
7. Med. Hemispherica. L . Sp. 9 , p. 3154. Peron
et Lesueur Ann. du Mus. etc. X IV , p. 3 4 7 ,
No. 59. Gronov. Act. Helv. V , p. 379 , No. 491
et T . 4 , p. 38, § 2 , Tab. 4 , f. 7. id. Uitgez.
Verh. I I I , p. 467, T . 2<5 , f. 7.
Kent. Het lijf heeft de gedaante van een’ halven
kloot , van welke het bolle gedeelte het vooreinde uitmaakt,
is zeer glad, lilachtig, teeder en doorfchijnende ,
G 2 het