
ligchaam, rondom met vele voelertjes, die aan hun einde
als een kolfje uitloopen, voorzien; zij kunnen noch
den kop noch de voelertjes intrekken en hechten zich ,
zonder geworteld te zijn, aan eenig voorwerp vast.
Woonpl. Langs de ftranden van de Noordzee op de
Scrtulariae, enz.
6. T ub. Campanulata. L . Sp .,8 , p. 3834. L a-
marck o. c. II, p. 108, No. 2. Plumatella Cam*
panulata. Pallas , No. 43. T ubul Gelatinosa.
Rosel Ins. III. D ., a. St . , bl. 391, T . 73— 75. Ve-
derboschpolypus.
Kent. Zij komen voort aan eenen algemeenen ftok ,
die helder, lilachtig en doorfchijnend i s , veel gelijkende
naar eenen koraalftruik. Aan de toppen der takken bevinden
zich de cellen, waarin de Polyp zijn verblijf
houdt; deze komt daaruit ten voorfchijn, door het u itle ken
van zijn’ vederbos, beftaande uit omtrent 60 gelijkvormige
, witte, buigzame vezelen o f armen, die aan
hunne beide einden, in eene tegen elkander overftaande
rigting zich omgebogen vertoonen; zij zijn op een vezelig
ligchaam in de gedaante van een hoefijzer aan den
hals van den polyp vastgehecht, waardoor de twee
rijen vezelen, o f armen aan beide zijden van deze
fchacht gehecht, geene ronde gedaante hebben, maar twee
kromme lijnen vormen, van welke de vooreinden in
elkander fluiten. . Ieder dezer ar.men kan voor zich zelf
bewogen en de vederbos regts en links gedraaid, en ook
geheel ingetrokken worden. In het middelpunt van den-
zelven, daar hij op den hals vastgehecht i s , ligt de
opening van den mond; de hals bcftaat uit twee kanalen
,
len, en is door eenen nog veel wijderen, die men ook
eenen band zoude kunnen noemen, omgeven; het lijf
is kort, rond en doorfchijnend.
Woonpl. In onze binnenlandfche wateren, in het
meertje bij Rockanje, in den Rhijn onder Leiderdorp,
Zoeterwoude, bij de Goudfche fluts enz. aan de Lemna
minor en op de Nymphota en Hydrocharis.
Vocdf. Waarfchijnlijk het zaad van de Lemna minor,
misfchien ook wel eenige deelen van de gemelde planten,
op welke zij gevonden worden.
Voortt. De ftokken vermeerderen zich door verdeeling,
door dezelve over dwars door te fnijden kan men de
vermeerdering ook te weeg brengen. Zaad o f eijeren
fchijnen z ij, volgens rösel , niet te hebben.
Eigenfch. In hunnen voortgang fchijnen zij traag,
maar zeer vraatzuchtig te zijn.
7. T ue. Reptans. L . Sp. 19 , p. 3835. Lamarck
o. c. p. 107, No. 1. Plumatella cristata. Trem-
bley Mem. a m is t . d'un gpnre de polypus d'eau dou-
ce p. 209, T . 10 , f. 8 et 9. Dr. houttuin , Kort
Begrip van de Nat. Hist. der gemcenc Polypen, die.
in de binnenl. of zoete wateren gevonden worden ; gedrukt
achter .barer’s Nuttig gebruik van het Mikros-
koop, Amft. 1756, p. 496, T . 18, f. 11. Klokjes
Pijpkoraal, Gepluimde Polypus. Polype a pannache.
Kent. Het lijf heeft omtrent de lengte van eene lijn ,
is zeer dun , bijna rolrond en de huid volkomen door-
Ichijnend; de vederbos is eene verlenging van dezelve,
bijna zoo lang als het lijf, zeer wijd van omtrek en
M 2 merk