
Deze vier foorten zijn door rudolbhi te zamen ver*
eenigd, onder den naam:
3. Cue, Elegans. Zederi. Rud. Ent o zoor. Syn,
p. 19 , No. 1. Mant. p. z3o , No, 1, Jc. helminth „
T , I I , f, 10-^14. Bloe it Vers inteslins, p, 7 7 , T ,
10, f. Ir^4.
Kent. Een (lompe balronde kop ; het lijf overal bijna
even dik , geel, met roode doorfchijnende ingewanden ;
de (laart puntig en omgebogen, de mond kogelrond ,
overlangs digt geftreept, en rood van kleur. Lengte
van het mannetje 2-«6 lijnen, van het wijfje ï | duim,
(Volgens bloch levend barend!)
Woonpl. In de ingewanden van den baars en van de
pos (Perca. fluviat et cernua.') van den fhoek (Ejo$
lucC) van den puitaal (Gadus lota') en andere meer,
4. Cue. Lacustris f al ar is. L . Sp. 65. Rud. I I ,
pars ima, p. 179. Syn. p. 50 , , No. 60. Ascarls
capfularia. Goeze Naturg, p. 13 3 , T . 8 , f. 9 ,
10. Cue. Salar. Zeder. Nachtrag, p. 10. Caf-
sularia Salaris. -*— » Naturg. p. 55. Capsul. Trih
tiodofa. De zalms Kap worm,
Kent. Een dunne (lompe kop met drie kleine klepjes;
bet lijf naar achteren verdikt, de (laart met eene (lompe
punt; de kleur is w i t , lengte omtrent 1 duim.
JVoonpl. In het buikvlies van den zalm (Salmofalar.')
5. Cue. Asearoides. L . Sp. 7 , p, 3052, Rud. II
pars. 2 da. p. 254. Prionoderma Asearoides. T . 12,
f. 3. Syn. p. 196. SiLUR(i glanidis. Goeze Na-
furg. p, 134 , T, 8, f. ii-rr-iö. Zeper, Nachtrag,
P'
4 l
p. ico, Goezia Armata, ——— Naturg. p. 50. Coch-
Lus Armatus. De Spoel worm gelijkende Kap worm.
Kent. Voor aan den kop een fchijfvormige wrong,
aan welken van voren de mond gelegen i s ; het platachtige
lijf is naar voren dunner , naar achteren bijna gelijk
van dikte; het eind van den (laart is (lomp, met een
kort dun uitftekend puntje, De huid is overdwars gelijkelijk
geplooid, zoo dat de zijdelings overfcliietende
vouwtjes het lijf aan beide zijden zaagsgewijze getand
doen voorkomen. Digt bij den (laart komen aan de beide
zijden van het lijf twee lange fpiesvormige ligchamen
voort.
Woonpl, In de ingewanden van den wels (Silurus
glanisd)
DE KRUIDNAGÈLWORM, (CARTOPHTLL/EUS.')
Gejlachts-kent. Het lijf plat , ongeleed naar achteren
dunner; de kop met franje bezet; de mond onder en
boven met lippen.
i, Caryoph. Piscium. E . Sp. 1 , p. 3052. Rud.
JI , pars. 2 da. p, 9 , T . 8 , f. 16— 18. Syn. p. 127,
No. i et p. 441, No. 1. Caryoph. Mutabilis. Jc. hel-
juinïHj T . i i , f. i-**8. Goeze Naturg. p. 180, T . 15 ,
f. 4 , 5. Zeder Nachtrag, p. 209. Caryoph. ------
JVaturg. p. 252, T . 3, f. 5, 6. Caryoph. Cyprinorum.
De veranderlijke kruidnagel worm.
Rent. De zeer dikke kop gaat met het lijf onafgebroken
voort, en is met vele vezelen als met franje bezet
, in het midden, van welken de mond gelegen i s ;
het platte, lange lijf wordt naar achteren allengs dunner
C 5 en