
oppervlakte des waters drijven, of wel naar den grond
zinken; zij zwemmen met de opening naar boven.
15. Hel. FragUis. L. Sp. 129, p. 3658. — Hel.
Palustris. L . Sp. 131, p. 3658. —• Hel. Corvus.
L . Spé 203, p. 3665. L amarck H. N. V I , b. p.
160, No. 3. Lymna Palustris. Draparnaud , p.
52 , Pl. 2 , f. 40, 41 , var. u , f. 42 et PI. 3 , f. 1 ,
var. 0 et f. a , var. y. Pfeiffer o. c. p. 88, No. 3 ,
T . 4 , f. 20. Limneus Palustris. Schroeter Flus-
conch. p. 307, T . 7 , f. 3 , 4 et f. 9 , 10. De Brooze
Slakhoren. Le petit Buccin. D a s f chwa r z e S p i t s -
horn met 6 g ewind en . De r Rabe .
Kent. De fchaal verfchilt zoowel in grootte als in
kleür; zij is het grootst en zwartachtig bruin, in de
verfcheidenheid & bij draparnaud ; minder groot en
bleek bruin, dat fomtijds ook donkerder is , in de var.
0 ; en kleinst bleekbruin in var. y zij is langwerpig eirond
, met eenen fpitfen top, fomtijds is de oppervlakte
met witachtige of bruine banden overlangs geftreept, de
opening is eirond, de fpil beflaat uit 6 windingen.
Lengte van 9 lijnen tót i | duim.
Het dier is zwartachtig, met bleek gele flippen als
bezaaid, inzonderheid in de verfcheidenheden a en @
is de kleur fomtijds donker violet, het heeft twee lueht-
buizen.
Woonpl. In ilooten van zoet water, en in moerasfen.
16. Hel. Putris. L . Sp. 135, p. 3659. Lamarck
o. c. V I , b. p. 135, No. 2. SucciNEA Amphibia.
Swammerdam B. N. p. 155 , T. 8 , f. 4. Martini
IX
IX, p. 178, T. 135, f. 1248. Draparnaud p. 58,
pl. 3 , f. 22, 23. Pfeiffer o. c. p. 6 7 , No. 1 , T .
3, f. 36— 38. SucciNEA Amphibia. Daudebard pl.
i t , f. 4*—i o , et 13 et pl. 1 1 , a. f. 7— 10. Annal.
du Muf. di H. N. VI, p. 306. De rottige Slakhoren.
D ie Be rn f t e in f a rb ig e Ka h n f c h n e c k e .
Kent. De fchaal is langwerpig eirond, dun , zeer
broos, doorfchijnend en buitengemeen l ig t , zij heeft
drie windingen, van welke de onderfle de grootfte is en
de overige zeer klein zijn, de opening is groot en eirond,
de kleur geelachtig. Lengte 9 lijnen.
Op den kop van het dier flaan vier horentjes, op den
top der langfle zijn de oogen geplaatst; het lijf is dik ,
groot, zwart, en puilt buiten de fchaal.
Woonpl. In- vochtige plaatfen, langs de waterkanten ,
en op die waterplanten, welker bladeren de kanten bereiken.
Voedf. Zoeken zij bij nacht, op planten.
Voortt. Zij paren in het midden van Augustus.
Eigenfeh. In de warmte des daags houden zij zich
met verfcheiden bij elkander zeer flil in de fchaduwe.
17, Hel. Limofa. L . Sp. 143, p. 3661. Lamarck
H. N. V I , b. p. 162, No. 12. LymneA minuta.
Draparnaud, p. 53, pl. 3 , f. 6 et 7. Limneus m*
nutus. Gualth. Index T. 5 , D. Pfeiffer o. c. p.
93, No. 9, T. 4, f. 27. Limn. minutus. Schröter
Fluszconchyl, p. 318, T . 7, f. 13. Buccinum Trim-
calulum.
Kent. Eene langwerpig ronde doorfchijnende, grijs-
K 2 ach