Eigenfch. Volgens cuvier, I. c. p. 24 hebben zfl
geen vermogen, om van plaats te veranderen,
2. Ascid. Quadridentata. L . Sp. 4 , p. 3123,
L amarck H. N. I I I , p. I a 4 , 6, Asctdia Am.
pulla. Gronov. Act. Helv. V , p. 379 , No. 490.
Baster. Opusc. Subfc. p, 84 ( 9 7 ) , T , 10 , f, 5. A .
B. C. D, De viertandige zeefcheede
Kent. De huid o f het vlies, in welke het lijf befloten
is , heeft de gedaante van eenen eironden zak, welke op
het gevoel zacht, doch met vele zeer kleine voor het
bloote oog onzigtbare puntjes als haakjes bezet i s ; boven
aan hetzelve zijn 2 uitfteekfejs welke aan hunne,
einden eene met fijne puntjes omzette opening hebben,
welker eené tot uitgang van de lughtbuis en de andere
tot die van den aars verftrekt,
tVoonpl. In de Zeeuwfche flroomen, inzonderheid,
langs het flrand van het eiland Schouwen.
Eigenfch, Door middel der kleine haakjes hecht zij
zich aan allerlei voorwerpen vast,
: CCLXXXVIII. DE Z E EN E T E L . (ACT1NIA.')
Ge/lachts-kent. Het rimpelig rolrondachtig, vleefche-
r ig , aan. het boveneinde dikker- lijf, kan door het dier
zeer zamengetrokken worden, het hecht zich aan eenig
voorwerp vast en heeft het vermogen, om van plaats te
veranderen; de mond ligt aan het boveneinde, is met
vele voelertjes omzet en fluit zich door zamentrekking
wanneer het eene verwelkte bloem gelijkt.
1, Act. Crasficornis. L . Sp. 2 , p. 3132. E d.'
XII. A. Senitis. Lamarck H, N. III, p. 6 7 , fp. 2,
Gronov, Act. Helv, V , p, 378, Np. 486, Baster;
Op.
Op. Subs. I , p. 120 ( 13 9 ) , T . 1 3 , f. 1. De oudemans
Schaft. Cul de Cheval.
Kent. Het lijf rondachtig overlangs gerimpeld, de
voelertjes, die in zeer groot aantal om den mond ftaan,
zijn dik en kegelvormig; hun voetftuk kunnen zij plat
maken en het lijf door zuiging aan eenig voorwerp vast
hechten.
Woonpl. In het Brouwershavenfche en Goereefche
zeegat, worden zij veel gevangen.
Voortt. Zij zijn levendbarend en vermenigyuldigeh
door uitbottipgen binnen het lijf, waarna zij de jongen
dpor den mond levend uitwerpen; fomtjjds dringen deze
botten dwars door het lijf; ook vermenigvuldigen zij zich
door natuurlijke affcheiding van de banden van het l ij f ,
op de laatstgemelde wijze kan men dezelve op eene kundige
wijze vermeerderen; de kleur is fomtijds rood o f
donkergroen en bruin.
Voedf. Krabbetjes, garnalen en zeekwallen , die zij
met hunne voelertjes vatten, eenige uren in hunne maag
houden en daarna het nog niet verteerde door den mond
wederom uitwerpen. Somtijds eten de grooten de kleineren
Eigenfch. Zij zijn zeer gevoelig voor den indruk van
het licht, ook voor de aannadering van eenig ligchaam ,
hetwelk als een gevolg van derzelver fterke prikkelbaarheid
moet aangezien worden.
2. A c t . Plumosa. L . Sp. 3 , p. 3132. E d. XII.
A. Fellna. L amarck H. N. UI, p. 6S, fp. 4. Ac t ,
Senilis. Baster. Op Subs. p. 122 ( 1 4 1 ) , T . 13 ,
E 2 » 3*
Kent. Het lijf rolrond van onderen plat, met in het
F 5 rond