
E llis Corall. p. 38 , No. 4 , T . 20, f. c. G. E sper
Pflzth. Serf. T . 15. Paelas No. 30. Steenko-
rallijn, Steenachtig kruipend Korallijn. CoralUne pier-
reuse rampante. Creeping flony CoralUne.
Kent. Het dunne, platte, gelede (lammetje, kruipt
met zijne haarfijne worteltjes over het breed gebladerd
Horenwier. (Flustra foliacea') ; de celletjes, die door
eenen twaalfarmigen polypus bewoond worden, zijn hoekig
met een uitftekend tandje, de opening der mondjes
zijn naar den ilam gekeerd; het fchiet veel haarfijne takjes
u it, die zich in hunne lengte over het voorwerp ,
waarop het kruipt vasth echten, Het is ileenachtig van
(lof en bleekgeel van kleur,
JVoanpl. In de Noordzee.
28, Sert, Reptans, L . Sp. 36, p. 3860. L a-
marck o. c. p, 14 1 , No, 24. Ceelaria Reptans,
Eleis Corall, p, 3 7 , No. 3 , T . 20, b. B, Esper
Pflzth. Sertul. T . lp. Pallas No, 31. Kruipkoral-
lijn, CoralUne rampante. Creeping CoralUne.
Kent. Het hecht zich aan het breedgebladerd Horenwier
QFfustra foliacea') niet flechts door zijne wortelachtige
buisjes , maar ook door de uitfpruitfels uit de
takjes voortkomende, De takjes verdeelen zich in twee
armen, en de zich daaraan bevindende cellen gelijken naar
eenen omgekeerden kegel, die aan het einde eene ronde
opening heeft en met dorentjes bezet is, De zwarte
(lippen, die aan dezelve gevonden worden, zijn de over-
blijffels van doode polypen , aan fommige vindt men ook
de fcbelpachtige bolletjes , gelijk aan die van de voorgaangaande
foorten. Het bereikt de hoogte van drievierde
van een* duim. Het is ileenaehtig van zelftlandigheid en
graan w van kleur.
JVoonpl. In de Noordzee.
29. Sert. Eburnea. L . Sp. 39 , p. 3^61.
marge o. c. p. 138, NO. 13. Cellaria Eburnea.
Eelis Corall. p. 39 , No. 6 , T . 2 1 , f. a. A. Esper
Pflzth. Sert. T . 18. Pallas No. 33. De gorter
p, 347. Z. Ivoorkorallijn, kuifachtig Ivoorkorallijn.
Coralline d touffe, couleur d'Ivore, Tufted Ivory CoralUne,
Kent. Het is door kleine bolletjes, die in hun midden
eene opening hebben , uit welke zeer fijne buisjes
voortkomen, aan andere voorwerpen gehecht. D.e
buisjes hebben takjes met eene dubbele rij pijpach-
tige celletjes zijdelings zamen gevoegd, doch aan het
boveneinde van elkander afwijkende. De holle zeer broze
blaasjes , fehieten langs de zijden der takjes u it, zijn
met kleine zwarte Hippen geteekend, en worden door
polypen bewoond. De kleur is wit. Het wordt een
duim hoog.
Woonpl. Aan het ilrand van de Noordzee bij Katwijk.
CCCXLIX. DE ARMPOLYP. (HYDRA.)
Geflachts-kent. Het lijf langwerpig lijnvormig of in
de gedaante van een’ kegel, Hlachtig en doorfchijnend;
de mond ligt aan het eind en is met draadvormige armen
omzet.
1. Hyd. Viridis. L. Sp. 1 , p. 3869. Lamarck
N 4 o. c.