
is omringd door vele uitWekende draadvormige gedraaide
voelertjes; twee rijen takkige boomvormige kieuwen, lig'
gen aan de eene zijde onder de voelertjes.
j . Tereb. ConchiUga, L . Sp. 3 , p. 3113. L a-
jiarck H. N. V , p. 353, No. 1. Pallas Misc.
Zool. p. 131 , T . 9 , f. 14--22. De Schulpkoker.
Kent. Dé kop is van onderen met 4 platte vleeseh-
ichtige fchubbetjes voorzien, van welke 2 grooter en
half eirond zijn; tusfchen deze ligt de mond, die met
eene groote menigte langer en korter witte, draadvormige
baardjes , welke het dier eene draaivormige beweging kan
geven, bezet i s ; de kieuwen komen aan de zijde van
,den nek in 2 rijen, ieder van 3 takkige boompjes voort,
deze zijn zeer rood en vol bloed ; het lijf is platachtig,
fpilrond, naar achteren verdunnende, en kan zich flangs-
Wijze kronkelen ; de rug is verheven, overdwars gerimpeld
; langs de zijden, die eenigzins gezwollen zijn, bevindt
zieh eene rij van 17 tepeltjes, naar de rugzijde
met een regt opWaand zamengenomen haartje, welke
voor voetjes dienen; het lijf is witachtig en omtrent $
duimen lang. De koker wordt door het dier zam en gefield
, uit zandkorrels en ftukjes van fchulpen, ter lengte
van omtrent § voet.
Woonpl. De Hollandfche Wraitden langs de Noordzee.
2. Terèb. Rubra. L . Sp. 8 , p. 3114. Bommr
Verh. van het ZeeuWsch Genootfch. V I , p. 379, T -
4 , A . B. (De roodgliuflerende Nereide of Zeedui-
zendbeen,) De roode Steenboorrer.
Kent. De kop wit, rolrondachtig lang, in drieën verdeeld,
van voren met 1 fikkelvormige aan de binnenzijde
grof
grof getande nijpers gewapend; het lijf, van eene fchoon-
roode kleur met eene zwarte ftreep langs den ru g , is
platachtig, beWaande uit 144 leedjes , aan welken zich
even zoo vele uitWeekfels bevinden, die zich in 4 tepelachtige
puntjes verdeelen, twee van welke in fijne bor-
Welh aartjes uitloopen; de Waart eindigt in twee vezeldra-
den. Lengte omtrent 3 duimen; breedte fchaars 1 duim.
Woonpl. In de Zeeuwfche Wroomen, inzonderheid
rusfchen de eilanden Schouwen en Tholen.
Eigenfch. Zwemmen fhel, en kruipen vlugger dan de
wormen.
CCLXXXVI. DE NE RE IS. (.N ER E IS .)
Geflachts-kent. Het lijf kruipend, langwerpig, de
zijdelingfche pooten penfeelvormig; de voelertjes enkeld,
zelden geene; twee o f vier oogen; zeldzaam geene.
1. Ner. Pelagica. L . Sp. 6 , p. 3116. Baster Op.
Subsc. II, p. i 33, (147) T . V I , f. V I , A . B. C . D.
O- F. m u l l e r , von Wurmern. p. 140, T . 7. De
Zeeduizendbeen. D ie W a r z ig e N e r e id e .
Kent. De kop van voren kegelvormig, eindigt met 2
groene draadvormige voelertjes, aan de zijden liggen
twee vooruitwekende kegelachtige ligchamen aan wier
einden zich een rond knopje bevindt; aan de beide zijden
van den kop komen 4 buigzame hoornachtige voelertjes
voort van ongelijke lengte en op denzelven 4 zwarte oogen;
het bleekroode in het bruinachtig trekkende lijf is van
boven rond, van onderen eenigzins plat, de zijden een
weinig uitgezet, het bèWaat uit 70 leden aan ieder van
welke 2 pooten zich bevinden ; de Waart eindigt met a
F 2 dun