
Jnf. No. 173 , T . 23, f. 4 , 5. Id. Vermium I , 1 ,
No. 74. Lamarck o. c. I , p. 4 38, No. 24. De
Komeet.
Kent. Het lijf kogelrond, doorlfchijnend, en mede
met doorfchijnende bolletjes gevuld, voor aan den rand
met lange haartjes bezet, van achteren hangen aan het'
zelve één en fomtijds twee bolletjes.
Woonpl. In den herfst in zeer helder water.
9. Trich. Grandinella. L. Sp. 33, p. 3889, Muller
Inf. No. 172, T . 2 3 , f. i— 3. Id. Vermium I ,
i , No. 73. Lamarck o. c. I , p. 438, No. 23, De
hagelachtige Trichoda.
Kent. Het lijf gelijkt een klein doorfchijnend bolletje
, naauwelijks kan men in hetzelve iets gewaar worden
; aan de oppervlakte van den rand komen %, 3
of meer haartjes ten voorfchijn , die als in twee bosjes
zamengevoegd of langs geheel den rand verfpreid, zich
vertoonen.
Woonpl. In helder water.
STAARTDIERTJE. (C E R C JR IJ .)
Ge(lachts-kent. Zeer klein, niet dan door het tni-
kroskoop zigtbaar, doorfchijnende, lilachtig, geftaart.
1. C erc. Cyclidtum. L . Sp. 3, p. 3891. M uller
Inf. No. 14 2 , T . 20, f. 2. Id. Vermium I , 1 , No.
61. L amarck o. c. I , p. 446, No. 9. Het fchijfacb-
tig Staartdiertje.
Kent. Eirondachtig, glad, vliezig, doorfchijnend,
van binnen, met doorfchijnende blaasjes ? gevuld; de
kleine fpitfe Haart is niet aan den rand gehecht, maar
onder denzelven als verborgen,
Woonpl. Menigvuldig in helder water.
Eigenfch. Zij maken eene waggelende flingerende beweging,
2. Cerc. Tripus, f . Sp. 4 , p. 389a, Muller
Inf. No. 142, T . 19, f. 22. Lamarck o. c. I , p.
44^, No. 7. He; Drievoetachtig Staartdiertje.
Kent. Het lijf plat, driehoekig en doorfchijnend;
twee armen aan de beide zijden van den voorrand
voortkomende , keeren zich in eene gebogene rigting
achterwaarts langs het lijf; de Haart is lang en regt,
Woonpl. In zoute wateren.
I Eigenfch. Hunne langzame beweging gefchiedt door
middel van haartjes, die van onderen verborgen z ijn ,
terwijl, noch de armen noch de Haart bij het zwemmen
bewogen worden.
3, Cerc, Lemna. L . Sp. 5, p. 3892, Muller
Inf. No. 127 , T . 18 , f. 8r-ri2. Id. Vermium 1 , 1 ,
No. 60. Lamarck o. c. I , p. 445, N q. 4. Het
kroosachtig Staartdiertje.
Kent. Het lijf is zeer vatbaar voor zamentrekking;
van daar dat het genoegzaam in een en hetzelfde tijdflip
van gedaante verandert, hetzij peervormig, driehoekig,
niervormig, langwerpig, enz. de Haart is dik, rolrond
en geringd,
Woonpl. In moerasfen.
Eigenfch. Het beweegt zich langzaam,
O 5