
Woonpl. In ftaande zoete wateren.
4. Hyd. Vallens. L . Sp. 4 , p. 3871. Lamarck
o. c. I I , p. 60 , No. 4. Rösel III D. a St. p. 408 ,
T . 76 en 77. Pallas No. 4. Hydra Attcnuata. De
bleeke Polypus. De dunne Polypus. D e r S t r o h g e l -
be P o l y p der fü s fe n w a s f e r mit k u r z e n h ö r-
n e r fo rm ig e n armen.
Kent. De kop is rond en met een’ witten kring omgeven,
in deszelfs midden bevindt zich de mond als eene
langwerpige opening; achter den kop zijn de armen geplaatst
, die van hun begin tot aan hun einde uit aan
elkander gevoegde bolletjes beftaan, aan den kop dikker
zijn en allengs dunner worden; doorgaans zijn er vier ,
vijf o f zes en maar zeldzaam zeven aanwezig, zij kunnen
niet langer dan het lijf uitgefirekt worden. Het lijf
is aan den kop dunner en wordt naar achteren dikker,
juist het tegengeftelde , dat bij andere hier voor befchre-
ven Poorten plaats heeft. De kleur is (Iroogeel, en
hunne grootfte lengte omtrent drie vierde van een voet.
Woonpl. In helder ftaande wateren, gedurende het
geheele jaar.
V. ORDE INFUSJEDIEREN. (INFUSORIA.)
De kleinfle en eenvoudigjle Wormen.
DE BLOEMPOLYP. ( BRACHIONUS.)
Gejlachts-kent. Het lijf zamen^etrokken, de rug met
een fchildje bedekt; de radertjes haarvormig.
1. Brach. Urceolaris. L. Sp. 1 *-P* 3^72» Idem.
ED. XII, p. 1319, fp. i a , Vorticella Urceolaris. O.
F, Muller Animalcula infusoria. Havn. 1786, No,
377, tab. 50, f. 15 , 21. Tallas Plantdieren door bod-
Daert, No. 4 7 , Brach. CapsuUflorus. Baker Nuttig
gebruik van het Mikroskoop, pl. 12 , f. y-^-io. J. C .
ScHÏFFER Die Armpolypen, T* 1 , f. 8 en T . 2 , f,
7— 9. Het Kruikdiertje.
Kent. Het lijf is met een zeer doorfchijnend vliesach-
lig fchildje, dat van voren met 6 puntjes uitgefneden is
bedekt. Aan den kop zijn 2 draaijende radertjes geplaatst
, in de borst is de beweging van het hart zigt-
baar en deze met het achterlijf onmiddellijk verbonden,
het geheele lijf is voor uitzetting en zamentrekking vatbaar;
de ftaart is lang en eindigt in twee punten.
Woonpl. In het zoutwater meertje bij Rockanje, in
het land van Voorne,
Voorn, Baren levende jongen, die uit eironde zakjes,
aan het achtereinde van het fchildje, in den omtrek van
den ftaart gelegen, voortkomen.
2. Brach. Quadridentatus. L. Sp. 10 , p. 3873*
Muller Inf. N°. 378, T . 4 7 , f- 13- et T * 5°»
et 23. Brach Bakert. Baker o. c. p. 309, T. 12,
f, i i— 13. Eichhorn Naturgefchichte der kleinflcn
Wasferthiere. f. 23 , T. 1 , f. 3 und 5. Pallas o.
I, N°. 47 , (3. De viertandige Bloempolyp.
Kent. Het zeer doorfchijnend fchildje eindigt van
achteren in twee lange punten ; van voren bevinden zich
in het midden twee lange , meer zijdwaarts twee kortere
en