
Voedf. Waarfchijniijk zeer kleine zeeinfecten,
Eigenfch. Eenmaal aan eenig ligchaam zich vastgehecht'
hebbende, kunnen zij willekeurig niet meer van
plaats veranderen.
2. Lepas Balanoides, f . Sp. 2 , p. 3207. — L a-
marck o. c. V , p. 392 , No. 8. Balanus O vul arts ?
M. Lister Historiae Conchyliorum, Londinï 1684,
Appendix ad Libr. II I , T. 443, f, 286. Martini
enz. V I I I , f, 305, T . 97 , f. 824. Het Zeepokje.
D ie kl eine Me i r e i che l .
Kent. De fchulp rolrondachtig in het midden buikig ,
geknot, w i t , glad; de opening met den voet bijna
even wijd j de ribben glad; de dekfeltjes eenigzins
fcherp.
Het dier heeft een’ gedraaiden fnuit , aan beide zijden
4 lange, gelede ruige pooten, gelijk ook aan ieder
zijde drie dikke armen, naar korte fcharen gelijkende,
de mond is met twee tanden gewapend, welke door een
daar over liggend lipje gedekt worden.
Woonpl. Hoopswijze op onze gewone mosfel en
fchulpjes langs de Branden van de Noord- en Zuiderzee
en Zeeuwfche Broomen,
Voortt. Gefchiedt door eijeren.
Voedf. Waarfchijniijk kleine zeeinfecten,
Eigenfch. Kunnen niet van plaats veranderen.
3. Lepas Anatifera. L. Sp. 13 , p.3211. w L a-
marck ö. c. V , p. 404 , No. 1. Anatifa Laevis.
CuviRR Mem. du Mus. d’H. N. I I , p. 8 5 , pl. 5,
Martini enz. VIII, p. 340, T. 100, fig. 853— 855.
Do
De Eendefchulp. EendehalS. VAnatife lisse. The Bcr-
nacle. D ie E n t e n m ü s c h e l , der L a n g h a l s .
Kent De fchulp langs de zijden zamengedrukt, vijf-
kleppig, digt aan elkander, ongelijk van grootte, de onder
fte zijdelihgfche de grootlten.
Het dier is aan zijne fchulp door eene holle rekbare
foms 9 duim lange buis gehecht, uit het bovenBe gedeelte
van het lijf komen vele gelede, harige armen
van öngelijke lengte voort; de
Woonpl. Langs de Branden van de Noordzee aan
drijvend hout, aan de huid van aldaar geBrande fche-
pen, enz.
Voortt. Gefchiedt door eijeren, die het dier een’
geruimen tijd in zijn eijernest hoopswijze bij zich houdt,
uit hetwelk zij in eenen gemeenen boezem gebragt, en
van daar door een enkel naauw kanaal in een ander veel
grooter, dat door de trompvormige buis heen loopt,
geleid, en alzoo naar buiten uitgevoerd worden.
Voed fel. Zeeinfecten.
Eigenfch. Wanneer het dier Bil is , houdt het zijne
fchulp open, om gedurig versch water te ontvangen,
hetwelk het beurtelings inzuigt en uitdrijft.
CCCII. DE STEEN- OF BOORSCHULP.
c PHOLAS: )
Gefachts-kent. De 'fchulp tweekleppig, van elkander
wijkend, met verfcheiden omliggende fchalen, die kleiner
en ongeiijkvormig zijn, aan het fcharnier, dat achterwaarts
omgebogen, en door kraakbeen vastgehecht is.
Het dier heeft eene dubbelde doch zaamvereenigde buis ,
die