
rond loopende rimpels, de mond van boven in het midden
van de fchijf gelegen ep met yerfcheidcn rijen voe-
Jertjes omz£t, van welke de digtst aan den mond gelegene
aan hunne inplanting dun zijn en naar het einde
dikker worden » de middelBe rijen zijn aan hun grond-
ftuk dikker en loopen fpits toe, die van de buitenfte
rij zijn zeer fijn en hangen buitenwaarts over het lijf,
Woonph Als de voorgaande,
Voorn, Zij zijn leyendbarende, de jongen hechten
zien dadelijk aan eenig voorwerp vast,
3. Act. E f o e t q . L . Sp, 5 , p. Lamarck
H. N. III, p. 63, fp. 7, Bastrr Opusc. Subs$, I , p,
122 ( 1 4 1 ) , T . 1 4 , f, a. De hoekige Zeenetel,
kent. Het lijf is overlangs met zeer digt bij elkander
Baande hoekige ribbetjes, en van boven met zeer vele
voelertjes rondom de fchijf bezet, in welks midden de
mond zich bevindt, van onderen heeft het een’ uitBeken^
<ien rand als een voetBuk, waarmede het dier zich aan
eenig voorwerp vasthecht,
W.'oonpL In de Zeeuwfche firoomen,
C CX C , DE ZEEB LAAS, (.HOfOTHURIA,)
G ejlachts -k em, Het lijf vrij d ik , rolrond, za ch t,
zeer zamentrekbaar, aan het vqoreinde vele voelertjes *
tusfchen welke de mond, in welke zich 5 kalkachtige
tanden bevinden , gelegen is ; de aars ligt aan het achtereinde,
1. HotoTH. Phyfalu, L . Sp. 4 , p, 3,35,. HooT,
tuin N, H, i P , SIV, §t, W. 3 .5 , tab, f. 5 ,
A,
A. B, Het Bezaaptje. I,a Galerc, Th* poftuguefe
man of war.
Kent. Het langwerpig, vliezig lijf gelijkt naar eenc
opgefpannen blaas, aan het eene eind ftomp en genoegzaam
hol , terwijl het andere met eenen fikkelvor-
migen fnuit en verfcheiden voelertjes voorzien is ; uit den
buik komt een lang borBelig ligchaam vo o rt, hetwelk
digt aan het lijf gerimpeld, doqh naar het einde glad i s ;
over den rug loopt in de lengte eene gekartelde groef; en
eene vliezige huid, die het dier als een zeil naar den
wind uitBrekt. De kleur is bruin o f donker groen.
fVoonpl. Aan de Branden van de Noordzee,
2. Holoth, P ent act a. L . Sp. 8 , p. 3139. L a-
marck H. N. III, p. 73, No. 3. Muller Zool Dan.
I , p. i a , No. 50, T . 3 t , f, 8 et III, p. 4 5 , T . 108,
f. ï— 4? De yijfribbige zeeblaas. La Fleurillarde.
D ie R ip p e n b la f e .
Kent. Het rolrondachtig lijf is groenachtig bruin , en
met 5 rijen wratjes bezet; de huid is dik; om den mond
Baan tien voelertjes, die aan de toppen roodaqhtig en Be-
kelig zijn, De lengte is omtrent 6 duim,
IVoonpl, Zij zwemmen langs de Branden van de
Noordzee.
Voortt. Zij haren levende jongen.
Eigenfch. Nemen yerfcheidenerlei gedaanten aan, en
zuigen het water in o f fpuwen het uit, nagr mate zij
rijzen o f dalen willen.
3, Holoth. Doliolum. Lamarck H, N. III, p. 74
No. 4, Pallas Misc. ZoqJ. p, , X. I I , f, 10— 12.