
en is aan het einde Romp; de kleur w i t , de lengte is
i duim, de breedte § — lijn.
Woonpl. In de darmen van den berm, karper, grondel,
zeelt, voorn, brazem , bliek, (Cypr. barbus,
carpio, gobio, tinca, rutilus, brama, b aller us'), e. a. m.
DE EGELWORM. (.FASCIOLA.)
Geflachts-kent. Het lijf week, platachtig, bij fommi-
ge rolrondachtig, de mond ligt op zich zelven, vooraan
den kop; de tweede mond’s opening aan den buik.
I, Fasc, Hepatica, L. Sp. i , et Humana. L . Sp.
a > P’ 3° 53* Fasc. Hepatica. L . t y . i , p. 3053.
Rud. II, pars. 1 , p. 352, Syn. p. 9 2 , No. 1, Distoma
Hepaticum. Redi. Anim. viv. p, 98. Goeze
Naturg. p. 169. Planaria Latiuscula. Zeder.
Nachtrag, p. 165, Dist. Hepaticum. i\fa-
/«fjv p, 209. Dist. Hepat. Muller #7» Naturf.
18 St. p, 3 4 , T . 3 , f, i i . De Leverworm, Botten,
La Douve du foie. The Liverftuke. D e r L e b e r -
vvurm d a s L e b e r d o p p e l lo c h .
Kent. Het lijf plat, van voren breeder en Romp ,
naar achteren eenigermate fmaller; de voorRe mond is
kringrond, de tweede mede kringrond, doch grooter
dan de eerRe, ligt in het breedRe gedeelte van den
buik, digt bij den hals; tusfchen de beide bevindt zich
een zamentrekbaar rolrond, kronkelig baardje, fomtijds is
het aan de punt verlengd en rondachtig.
Woonpl. In de galblaas van den mensch; in de lever
der fchapen, en volgens fommige ook in de lever en
galbuizen van het paard, rund en varken.
Voortt. Uit het in het midden van het lijf liggende
eieijernest
komen de eijeren door het baardje naar buiten;
men meent, dat deze dieren zich wederkeerig bevruchten
door eene beiderzijdfche 'invoeging van het baardje in den
tweeden mond.
2. Fasc. Putorii. L. Sp. 5, 3053 et fasc. Melis*
L . Sp. 6 , p. 3053. Rud. I I , pars. ima. p. 415.
Syn. p. 114, No. 103. Distoma Trigonocephalum.
Goeze Naturg. p. 175, T . 14, f. 7,8. Planaria
Putorii, p. 176, T . 14, f. 9 , 10. Plan. Melis.
Zeder Nachtrag, p. 194. Distoma. Melis. ------
Naturg. p. 220, No. 34. Dist. Armatum. De drie-
hoekskoppige Egelworm.
Kent. De kleine driehoekige, dikachtige kop, verbreedt
zich eenigzins naar den hals, alwaar twee hoeken
zijdwaarts uitReken, en is aan beide zijden met verfchei-
den regte Rekeltjes bezet; de korte hals is dunner dan
het lijf , dat platachtig, langwerpig, aan het voorRe
gedeelte dikker en van achteren Romp i s ; de volwasfe-
nen zijn vleeschkleurig o f roodachtig. De lengte §— 5
lijnen, de breedte f van eene lijn.
Woonpl. In de darmen van den Das, ('urfus meles)
van den Europifchen egel, ( Erinaceus europaeus) van
den bontfem en gemeenen wezel. (Mustela putorius
et vulgaris.')
3. Fasc. Vefpertilionis. L . Sp. 3 , p. 3053, Rud. II,
pars. ima. p, 427. Syn. p. 1 1 7 , No. 117. Distoma
Lima. Goeze Naturg. p. 171, T . 1 4 , f. 1 , 2.
Planar. Vefpert. Zeder. Naturg. p. 2 1 4 , No. 15.
Dist. Vefperu De vijlachtige Egelworm.
Kent. Het lijf platachtig, langwerpig, van voren
Romp,