
moeijelijk te ontdekken zijn; in de buiging van den hals
een knobbeltje; het lijf neemt aan beide zijden, inzonderheid
naar voren , in dikte a f; de ftompe ftaart is opgerold
en bij het mannetje dunner. Lengte, omtrent
i duim en wit van kleur.
Woonpl. In menigte in de maag van den mol.
9. A se, Muris. L . Sp. 20 , p. 3032. R ud. II, pars.
im a , p. 170. Asc. Obtufa, Syn. p. 2 7 , No. 2 2 ,
Spiroptera obtufa. Jc. helmintm , T . II, f. 19—24!
Spiroptera obtufa. Goeze , p. 86. Asc. Teren.
Werner, Breyis expofitio. Continuatio I , p. 10 ,
1 . 8, f. 1— 7. L umbr , Muris. Zeder , Naturg.
p. 10 6 , N ° . 15. Fusaria , Muris. Frolich , im
Naturf. , 25 S t . , p. 88. As c . Obtufa. De ftompe
Spoelworm.
Kent. De kop ftomp, met 3 kegelvorme klepjes bezet
; het lijf loopt naar voren zeer fpits u it ; het ftaart-
einde ftomp en bijna gelijk van breedte. Lengte van
9 lijnen tot 2| duim, de kleur wit.
Woonpl. In de maag der muis {Muris musculi.')
10. A s c . Vituli. L . Sp. 22 , p. 3032. Rud. I I ,
pars. im a , p. 245. Strongylus, Vitulorum, Syn.
p. 3? 5 No. 34. Goeze, p. 91 , T. 2 , f. 7. Asc.
Filiformis cauda rotundata. Zeder, Naturg. , p.
i i 7 , No. 60. Fusaria, Vituli. P. camper, Schriften
d'Berl. Gefells Naturf. fr . 1 , B. , p. 117. De
Kalfs-fpoelworm.
Kent. De kop is met drie knopjes , die er als afge-
fleten uitzien, bezet; het lijf naar beide einden in dikte
af-
13
afnemende; de Haart elsvormig. Lengte 1— 2 duim,
dun en wit van kleur.
Woonpl. In de luchtpijp en de longen (Trachia et
bronch) der kalveren.
i r . Asc. Albicilla, L. Sp. 27 et asc. Mi h l. L. Sp.
29 , p. 3032, beide tot eene foort vereenigd door rud.
I I , pars. ima, p. 143 et 3 7 3 , Syn. p. 4 2 , No. 24
et p. 6 5 5 , No. 35. Asc. Depresfa. Goeze , p.
85. Asc. Tcres milvi. J Zeper , Nachtrag. , p. 37.
Fusaria, Depresfa. ------ Naturg. , p. 103, No. 5.
Fus , Depresfa, p. 1 10 , No. 32. F u s , Spirali. De
platachtige Spoelworm.
Kent. De kop met gefpleten klepjes bezet; van onderen
p la t; van boven b o l; het rolronde lijf neemt naar
de beide einde in dikte a f ; de ftaart gefpleten , zeer
kort, zwaardvormig, puntig en van onderen bol. Lengte
14 lijnen.
Woonpl. In den kuikendief {Falc. milvf) van 3— 5
duim lang.
12. A s c . Cornicis. L . Sp. 32, p. 3033. Rud. I I ,
pars. im a , p. 19 6 , Syn. p. 5 4 , N. 84. Goeze,
p. 75. As c . Teres. Zeder, Naturg. , p. 1 18 , No.
64. Fusaria, Cornicis. De Bontekraai’s Spoelworm.
Kent. De kop ftomp; de hals aan zijn begin een
weinig 'dikker; liet lijf naar beide einden gelijkelijk in
dikte afhemende; de ftaart eenigermate ftompachtig.
Lengte van 1— 3 dnim, wit van kleur.
Woonpl. In de maag en dunne darmen van de bonte
kraai.
J3*