
Nö. 52. Filaria Piscium. Zeder Naturg. p. I2ï t
No. 76. FüsarIa Marina, Houttuin Nat. Hisu
i EK 14 Sf. p. 2 9 , T . 107, f. 2, 3. Gordius Ma-
finus. Leeuwenhoek Ontledingen en Ontdekkingen,
brief», 25 April 1679 * werken 1 D. p . 5 en 6. De
Zeedraadworm.
AV«/, De kop afgefloffipt; dë mond glad ; het lijf
van gelijkmatige dikte, wordt naar den Haart dunner;
de kleur is zuiver wit; in de volwassene fchijnen eenige
heldere korreltjes door; het achterHe gedeelte is minder
doorschijnend. Lengte van 10 lijnen tot i j duim , en
omtrent § van een'e lijn dik.
Woonpl. Menigvuldig in de lever van den kabeljaauw
(31 fchelvisch.
23. Asc. Rhofitbi. L . Sp. 63, p. 3036. R üd. ï ï ,
pars. ima. p. 182. Syn. p. 5 1 , No. 62. Asc. Aeu-
ta. Zèdèr Naturg. p. 12 1 , No. 77. Fusar. Rhom-
bi. O. F. muller Schr. der Berl. Naturf. fr.y>. 213*
Asc. Rhümbi. De Griet’s Spoelworm. *
Kent. Een (lompe k o p , die met kleine knopjes en
met drie eenigzins grootere rondachtrge klepjes omzet is ;
het lijf neemt naar de beide einden, doch naar voren
veel meer in dikte a f; de Haart is Homp en eindigt in
eène fcherpe punt. Lengte, omtrent 2§ duim; de kleur
roodachtig of eenigzins bruin.
Woonpl. In de griet (Pleuron, rhomb.)
24. Asc. Percae. L . Sp. 64 , p. 3036. Run. ï ï ,
pars. ima. p. 173. Syn. p. 49, No. 55. Asc, Trim-
catulax Gorze Naturg. p. 90, Asc. Acus. Ze-
DER
19
öer Naturg. p. 122*-, No. 78. F usar Percat De
Naaldworm.
Kent. De mond ligt in het midden van den blooten
en als afgeknotten k o p , het rolronde lijf wordt voorwaarts
dunner, en naar achteren dikker ; de punt van
den Haart is zeer k o r t, dun en Homp. Lengte, omtrent
i duim ; dikte als een naald ; de kleur is wit , met
bruinachtig rood gemengd,
TVoonph In dê darmen van den baars.
65. As c . Acïts. L . Sp. 7 1 , p. 3037. R ud. Ü ,
parSk ima. p. 149. Syn. p* 43, No. 29» Asc. Acus.
Goetze Naturg-. p. 90. Zeder Nachtrag, p. 39.
F usar. Acus. •----- Naturg. p. 104 , No. 7 », T , 2 ,
1 3* Fus. Acus. Bloch in Bcfchdft. der Berl,
Naturf. fr . IV B. p. 544. Asc. Acus.
Kent. De klepjes aan den Hompen kop zijn middelmatig
Van grootte; bij de mannetjes en de kleinere
voorwerpen, wordt het lijf naar de beide einden evenmatig
dunner, in de grootere, verdikt het naar achteren,
gelijk ook bij dezen , het voor en achtereinde van onderen
platachtig, en bij genen de Haart en het lijf rolrond
zijn. Lengte van 1— 2 duim ; wit van kleur,
IVoonpl. Menigvuldig in de ingewanden van den
fnoek ; in de buikholte van de geep (Esox belone) ,
komt hy ook nu en dan voor.
26. A s c . Haletis. L . Sp. 72, p. 3037. R ud. I I ,
pars. ima. p. 61. Syn. p. 6 , No. 13. Filaria
Capfularia. Z eder Nachtrag, p. 13, T . 1 , f. x_<5.
C afsülarIa Male cis. -— - Naturg. p. 5 6 , T. 1 ,
B a f.