
ongebaard, met doorboorcfê puntjes bezet en als met een
verlieten net geteekend, over de onderzijde , loopt langs
eene fleuf eene rij baardjes.
Woonpl. Langs de Itranden van de Noordzee.
De volgende fpecies, die seba als inlandfche bezeten,
befchreven en afgebeeld heeft, zijn door ons tót geene,
welke dinnaeus en lamarck in hunne Systemata hebben
opgenomen, kunnen gebragt worden, des niet te min
achten wij ons verpligt, dezelve, zoo als die bij seba
voorkomen, alhier te laten volgen.
1. Stella marina lacertosa nostra. Seba III, p.
13, T . 7, f. 6. An act. Ophiura. L . Sp. i i , p.
3165? An lamarck H. N. I I , p, 542, No. 2.
Ophiura lacertosa?
V ijf tamelijk dunne llralen , zeer gelijkende naar den
Haart van kleine hagedisfen, zamengefteld uit verfcheiden
deelen, die door geledingen aan elkander gevoegd zijn.
Op het midden van de fchijf vertoont zich de gedaante
van eene lichtaschgraauw gedachtige Har. De grootte is
als een fcheepjesfchelling. Op onze kusten.
2. Stella marina lacertosa minar. Se6a III, p.
1 3 , T , 7 , f. 7.
Veel kleiner dan de even voorgaande, graauw aschkleu-
rig, de llralen, die ook veel dunner en fpitfer zijn,
fchijnen ook uit verfcheiden geledingen te beftaan, en als
met franjes, bezet te zijn. De grootte is als een’ Hol-
landfche Huiver.
3. Stella marina Batava maxima. Seba III, p.
25, T . 8, f. 8.
De-
Deze is de grootlle foort van onze kusten ; de rug is
graauw geel, glad en met zeer kleine ttipjes geteekend;
de onttrek der llralen is met korreltjes, die zieh als een
fnoer kralen vertoon en, omzet; de zijden randen zijn
getand; het midden aan de Har bellaat uit eenen kring»
die zich buitenwaarts uitfpreidt,
4, Stella marina Batava pentactes radio uno bicus«
pidato, seba III, p. 15, T , 8 , f. 9.
Een der vijf llralen is tot op de helft gefpleten , zoo-
dat de twee deelen zich van elkander verwijderen; zij
gelijkt in zoo verre naar de eyen voorgaande, dat de
‘Hippen, die over den rug verfp'reid liggen niet zoo klein*
zijn, en de omtrek der llralen zich in de randen al®
franje o f netswijze, zeer lijn uitrafelen. Komt van
Zandvoort.
5. Stella marina Batava minor l<zvis, Seba ÏÏI»
p. 16 , T . .8 , f. 10 , a. b.
Glad, zeer klein; de llralen ongetand, rondom alleen
lijk met kleine korreltjes als befprengt. Licht graauw
ep als met firhubbetjes gedekt.
CCXCDL DÈ ZEE&GEL* \ECHINUS.)
Gejlachts-kent. Het lijf rondachtig in eene fpaatach»
tige korst be(loten en doorgaans met beweegbare pen*
nen of (lekeis bezet; de mondopening van onderen, vijf*
kleppig; de aars ter zijde van boven,
1, Ech. Escnlcntus. h . Sp. 1 , p. 3168. L a*
31ARCK , H> N, UI* p, 4 3 , fp, U V an PHELSUM,
» G 4 Brief