
ondericheidingsteeltenen in dezelve heeft kunnen ontdekken.
Ik heb hem om deze reden dan ook op den voet
gevolgd en Rel dus hier:
a. L ig. Simplicifima. R ud. Entozoor. Sy nop fis, p.
13 4 , No. 6 et Mant. p. 465, No. 6. De eenvoudige
Riem worm.
Kent. Plat, in het midden overlangs met eene Rreep
geteekend, fomtijds w i t , fomtijds géelachtig. Lengte
van 9 lijnen tot 6 duimen.
Woonpl. In de ingewanden van alle bovengenoemde
visfchen.
DE ROND WORM. (STRONUTLUS.')
Geflachts-kent. Het lijf rolrond , naar de beide einden
in dikte afnemende; de mond kringrond, fomtijds
hoekig $ de Haart van het mannetje eindigt in eene
beurs.
1. Strong. Equinus. L . Sp. 1 , p. 3043. Rud. II,
pars. ima. p. 204. Syn. p. 30, No. t . p. 259 No. 1
Strong. Armatus. Jc. heljminth. T . I I I , f. xo— 15.
Goeze Naturg. p. 1 3 7 , T . 9 , f. 10, 11. Strongylus
(feihina) . Zeder Naturg. p. 90. Strong. Equi*
nus. Muller Zool. Dan. 1 1 , p. 2, T . 42, f. 1— 12.
De gewapende Rond worm.
Kent. De kop balrond, van voren gelijk eene fchijf
als afgefneden, dikker dan het lijf en met eenige kringvormige
Rrepen geteekend; de mond ligt voor aan den
kop als een ronde kring en is rondom met fijne haartjes
bezet; de huid van het lijf is overlangs fijn ge-
ftreept! aan den Haart van het mannetje bevindt zich
eene
eene drickvvabbige buis, uit welke het teellid voortkomt;
bij het wijfje is de Haart Romp. Van beiden is de kleur
geelachtig, en de lengte omtrent 2 duimen.
Woonpl. In de dikke darmen, maar vooral, in den
blinden darm van het paard en van den ezel.
2. Strong. Ovinus. L . Sp. 2 , p. 3044. Rud. I I ,
pars. ima. p. 216. Syn. p. 32, No. 6. Strong.
Contortus. Zeder Naturg. p. 93. Strong. Ovinus.
De bogtige Rondworm.
Kent. Een fiompe kop; de mond kringvormig en
-als met drie knobbeltjes bezet; het draadvormig lijf is
naar de beide einden, maar inzonderheid naar voren, in
dikte afnemende en een weinig gebogen; de eenigzins
roodachtige beurs van het mannetje is vierkvvabbig, de
twee zijdelingfche driemaal grooter; de Haart van het
wijfje is puntig en omgebogen. De kleur is min of
meer w it, de lengte van het mannetje is 8 lijnen, die
van het wijfje 9 lijnen tot i j duim.
Woonpl. In de darmen van de fchapen en lammeren,
bij de laatHe menigvuldiger en als een kluwe ineengerold.
DE STEKELSNUITWORM. ( ECHINO-
RHTNCHUS.)
Geflachts-kent. Het lijf rolrondachtig , als een za k ,
en veerkrachtig ; de fnuit, die uitgeHoken en ingetrokken
kan worden , is met verfcheiden rijen haakjes bezet.
i .E chin. Gigas. L . Sp. 3, p. 3044. Rud. II, pars.
ima. p. 251. Syn. p. 63, No. 1. Mant. p. 301, N01. Ech.
Gigas. Jc. HELMiNTH, T . 6 , f. i—4. Goeze Naturg.
p.