
6 doorfchijnende haakjes , waarmede het dier zich aan
allerlei voorwerpen vasthecht.
WoónpL In looden gooten langs de daken5 op platten
en ook in ftaande wateren.
Eigenfch. Na dat zij met het gootvuil * in hetwelk zij
zich bevinden, droog geworden zijn , komen z i j , of-
fchoon die verdrooging langer dan een jaar geduurd heb-
b e , bij opgieting van regenwater wederom in het leven.
io. 'Vort. Cratagaria. L . Sp. 6 , p. 3882. Muller
inf. No. 309, T . 38, f. 18. Lamarck o. C. I I ,
p. 5 3 , meent 4 dat deze misfchien tot het genus Tubico~
iaria zoude kunnen bchooren. Pallas o. 1. No. 58 ,
T . 4 f. 10. Baker o. c. p. 357 , T . 1 3 , f. 15. Ro-
sbl Ins. III D . , 2 Sr. p. 554 , T . 98 , f. 2 , a. a. en
f. 3. Het Moerbezie Infect.
Kent. Het eenigzins bolronde geelachtig witte l i j f ,
heeft van boven eene opening en is aldaar met twee tegen
over elkander ftaande haarvormige naar buiten uit.«
ftekende * intrekbare vezeltjes voorzien ; de opening, die
misfchien de mond i s , kan het naauwer toetrekken en
zelfs geheel fluiten3 bij de wederopening ontftaat er een
maalftroom in het water, op gelijke wijze als bij andere
foorten in dit geflacht; zij leven bij zamenhooping in de
gedaante eener moerbei aan eenen gemeenen fteel , die in
eene menigte kleinere verdeeld is , aan ieder van welke
zich een diertje bevindt.
Woonpl. In April vindt men ze reeds in ftaande wateren
en poelen , inzonderheid aan de watervloo.
TRI-
213
TRICHODA. (TKÏCHODA.)
Geflachts-Kent. Het lijf doorfchijnepd, zeldzaam
kantharig ; de Haart met twee fcherpe puntjes, of gevorkt.
—
1. Trich. Anas. L . Sp. 3, p. 3884. Muller
Inf. N°- 21? > T . 2 7 , fT 14 , 15. De Eendachtige
Trichoda,
Kent. Het lijf glad, vijfmaal langer dan het breed
i s , de donkere klontjes, uit welke het zamengefteld is ,
liggen onder elkander als verward; de uitftrekbare hals
heeft aap deszelfs punt eenige weinige als dqorfchijnend
glinfterende haartjes,
JVoonpl. In helder water,
Voedf. Waarfchijnlijk wat§rinfecten,
a, Trich. Larus. L . Sp. 4, p. 3884, Muller
Inf. No, 241 , T , 31, f, 5 , 6, 7- Eichhorn o, c,
p. 3 5 , T . 2 , f. R ? Hermann in} Naturf XX , p,
1 7 0 , T . 2 , f, 61. De Meeuwgelijkepde Trichoda.
Kent. De kop , de hals en het lijf zijn zonder eenige
infnijdingen of afdeelingen, alleen is de kop een weinig
breeder 3 de hals is naakt en doorfchijnende, het lijf
is met zeer fijne haartjes bezet en eindigt in eenen twee-
deeligen ftaart, die het diertje naar willekeur vereenigt o f
fchuins van elkander uitftrekt,
Woonpl. In heldere zuivere wateren,
Eigenfth. Het zwemt langzaam , en meestal op eepe
zijde als in eenen hal ven cirkel gebogen.
3. Trich. Pub es. L . Sp. 8 , p. 3885. Muller
o 3 M,