
IVoonpl. In de borst- en buikholte der paarden»
2. Fil, Cornicis. L . Sp. 7 , p. 3040. R ud. I I ,
pars. ima. p. 58. Syn. p. 4 , No. 3. Mant. p. 208,
No. 3. Fil. Attenuata. Zeder .Naturg. p. 39. Fil»
Cornicis. Redi Anim, viv. p. 223. De dunne Draadworm.
Kent. Aan beide zijden Romp; naar den ftaart een
weinig dunner; de opening van den mond kringvormig.
Lengte van i |— 6 duim; wit van kleur.
Woonpl. In de borstholte en in de longen van de
bonte Kraai. (Coryus co mix.')
3. Fil. Gallina. L . Sp. 9 , p. 3040. Rud. I I ,
pars. ima. p. 84. Hamularia Nodulofa. Syn. p.
34, No. 5. Trich. Longicolle et Mant. p. 221, No.
5- Goeze Naturg. p. 126, T . 7 , B. f. 8— 10.
Gordius Gallina, Zeder Naturg. p. 37. Fil. Gal-
lina. De knobbelige Draadworm.
, Kent. Het vooreind , dat omtrent drie vierde van de
lengte des worms bedraagt, is haarfijn en flèchts zoo
dun als het achterdeel , dat naar den (taart allengs dikker
wordt; de kop is niet wel te onderfcheiden; de
(taart is gezoomd, de kleur wit. De lengte 2|_3
duim.
Woonpl. In de dikke darmen van het kor- o f berk-
hoen. (Tetrao tetrix.) Ook door mij gevonden in deu
endeldarm van het huishoen.
4. Fil. Forficula. Rud. I [ , pars. 1 , 77 Syn. p.
11. De oorworm’s Draadworm.
Kent. Het lijf gelijk van dikte , aan beide einden zeer
(lomp, wit van kleur, fommige een duim lang.
Woonpl. In den gewonen grooten oorworm.
5. Fil. Grylli. L . Sp. 13 , p. 3040. Rud. II ,
pars. ima. p. 77. Syn. p. 11 , No. 61. Fil. L o-
custa. Zeder Naturg. p. 39. Fil. Grylli. Frisch.
Befchr. von Infecten XII. Th. p. 6. Rösel Inf. II D.
2 St. p. 321. De Sprinkhaans Draadworm.
Kent. Wit, tot 7 duim lang, en van dikte als een
naald. Rösel geeft hem een vierde van een el lengte.
Woonpl. In het lijf van den grooten groenen fabel-
fprinkhaan.
6. Fil. Lepidoptcrum. L . Sp. 15. — Phalcenarum.
Sp. 15 a. Nuptee. Sp. 15 d. p. 3041. Rud. II, pars.
ima, p. 66. Syn. p. 6 , No. 16. Fil. Acuminata.
Zeoer Naturg. p. 37. Fil. Uncinata. De gepunte
Draadworm.
De drie bovengemelde foorten van gmelin zijn door
uudolphi tot eene foort vereenigd.
Kent. De kop is van voren met vier knopjes bezet,
het lijf gelijk van de dikte, (lompe (laait is aan het einde
regt en dun. Lengte 2— 3 duim , tamelijk dik.
Woonpl. In de rupfen van de bovengenoemde kapellen.
DE KNODSACHTIGE WORM. ( SCOLEX.)
Gejlachts-kem. Het weeke, platgedrukt lijf, vermindert
naar achteren in dikte; de kop heeft twee of vier
ooren ; de mond geheel van voren.
1. Scol. Pleuronectis. L . Sp. 1 , p. 3042. Scol.
Lophii. Sp. 2 , p. 3042. R ud. II, pars. 2 da. p. 3 ,