van egmond en hoorne ondertekenden alleen
denzelven. Z y vormden toen reeds een Drie-*
manfchap , fchroomelyk voor hunne vyanden.
granvelle , dm daartegen op te weegen ,
maatigde zich de voornaamfte bedieningen aan,
en maakte dus aanhang door de begeeving.
Dit vermeerderde den haat , en ’t Volk werdt
ook op hem gebeeten. De Korting antwoordde
niet op de befchuldiging ; maar ontboodt
dénen der drie Heeren , om hem breeder be-
fcheid te geeven. Z y fchreeven terug, niet uit
het Land te kunnen gaan , aandringende de
noodzaakelykheid van ’s Kardinaals opontbod
wegens ’s Volks groote verbittering. Eindelyk
gelukte dat, en de gehaate granvelle vertrok.
Dees Man , niet de Zoon van eenen Smid ;
maar van edele geboorte , bezat meer dan ge-
meene bekwaamheden. Hy begunftigde de
Weetenfchappen , en , gelyk hy Stichter was
der Hooge School te Douai , heeft hy ook
in den zin gehad eene dergelyke.te Haarlem
op te rigten. Dan , hoe bekwaam hy mogte
weezen , hy wist wel het' hart van Vorsten,
maar niet van het goede Volk te winnen.
Trotsch zynde , verfmaadde hy alle gemeenzaamheid,
in ’t Vaderland hoog geacht. Maar
de Heer was niet beter dan de knegt. Philips
oordeelde het ook te laag zich te fchik-
ken naar ’s Volks aart en zeden , dat gewoon
was met ’s Lands Vorsten om te gaan,
als
als met hunne Medeburgers. Onkunde , ftyf-
heid, o f , naar het oordeel van fommigen, het
oogmerk , om , langs deezen weg , de Natie
tot opftand aan te zetten, en ze dan door zyne
benden te doen bukken onder het juk ' eener
Monarchy , bewoogen hem daartoe. Géwis ,
hy wilde de Spaanfche Inquifiiïe invoeren, het
geen Roomsch en Onroomsch verbitterde.
V . Wat deedt de Landvoogdes ha het vertrek
van den verfoeiden Kardinaal?
A . Z y poogde de drie gemelde Heeren ,
Hoofden der misnoegden , te winnen. De
Graaf van egmond hadt de vuurigfte liefde
voor het Vaderland , de ftcrkfte drift naar
roem , en alle fierheid van eenen Krygsman.
De Graaf van iioorne , zynde Admiraal,
munttede uit door zyn gezag en rykdommen ;
maar hadt minder bekwaamheden dan de twee
anderen, willem de I praalde minder met
blinkende uitwendigheden; doch was {taalkundiger
. zwygende, -doch gemeenzaam en wel-
fpreekend ; gefchikt tot . het maaken van gröo-
te ontwerpen , en vernuftig om de oogmerken
van anderen te ontdekken. Deeze Mannen
vormden indedaad een ontzaglyk Drieman-
fchap. Z y • verfcheenen, na granvelles vertrek,
in den raad van staaten op verzoek der
Landvoogdes, en hielden by haar aan om deeze
drie groote zaaken , naamelyk , om de hand-
haaving van het Regto, om het herftel van
den