dit verzuim kan nooit goed gemaakt worden.
Ook floeg men a f , eenigen onderhand aan
Frankryk te geeven , waarmede dat Ryk zy-
ne inwendige onlusten zogt te dempen. Hierdoor
w'erdt, de vevwydering , tè \ Munfter
reeds begonnen (bladz. 30a) te grooter, waarover
men , federt dien tyd tot byna heden
toe , reden hadt van zich zeer te beklaagen.
Men koos dan andere Bondgenooten , en de
Gefchiedenis zal leeren , hoe kwaalyk men
zich daar by bevonden heeft. ------ Laat ons
by die tyden blyven. De staaten lieten ’t
Engelfche Parlement verzoeken de opfchorting
van het vonnis tegen karel den I , Schoonvader
van Willem den II van Oranje.; doch
vrugteloos. ’s Konings Zoon , de Prins van
W a k s , hier te lande zynde , toen zyn Vader
in Engeland het hoofd op een fcha-
vot verloor , ontving het rouwbeklag der
staaten , die hem Koning karel den II
noemden ; d o ch , voor ’t overige , voorzig-
tig waren , om het Parlement niet te hoonen.
Dan, twee gevallen llieten hetzelve veel meer.
De Engelfche Refident doreslaar , , Zoon van
eenen Predikant van Enkhuizen, en Hoog-
leeraar te C ambridge , werdt, in ’s Haage, in
zyne Kamer vermoord ; en wal ter strik-
land , die z ic h , zeven jaaren la n g , uit
naam des Engelfchen Parlements, hier hadt opgehouden
, was even lang gehoor geweigerd
door
door de algemeene staaten , om dat zy
5t gezag des Parlements niet erkenden.. Dee-
ze twee zaaken deeden kwaad bloed groeien
tusfchen ons en Engeland, ’t geen zich daarna
openbaarde. En eene opkomende verdeeldheid
van donkerer uitzigt. bragt vervolgens de
Vryheid in gevaar.
v V . Hoe ! pas ontflagen van eenen uitwen-
digen vyand , en nu tweefpalt van binnen?.
A . J a ! Willem de, II , Zoon en opvolger
van frederik henbrik in het Stadhou-
derfchap , nog geen vierentwintig jaaren oud,
vlug van verhand , diepdenkende van geest,
en van een vast geheugen . bedreeven in de
Wis- en Natuurkunde , hebbende reeds proeven
van dapperheid gégeeven , vlamde, meent
men i op de verheffing, door zyne Voorvaders
bedoeld , maar nooit verkreegen. I iy
zou , naar ’t oordeel van: fqmmigen , met
roem geregeerd hebben in eene Mönarcby wegens
zulke groote hoedanigheden; maar ftrook-
te niet in een klein Gemeenebest. De staaten
van Holland weêrftphden hgm in ver-
fcheiden’ gevallen , ’t geen zyn fier hart trof.
Z y beflooten, in den jaare 1650, het afdanken
van eenige benden ter verligtinge der
belastingen-. De algemeene staaten beweerden
, dat die magt aan hun , en niet aan
elke Provintie in het byzonder ftondt. Over
dit f tu k , heden geheel uitgemaakt, fchynt
V 2 men