ten , de' Stad te zwak oordeelende , wilden
Hollands grenzen dekken ; des de Prins terug
trok , en zich op v y f posten neeriloeg. Alles
toen open liggende, trok lodewyk de
XIV door , kwam in Utrecht, onderwierp de
Stld , zuiverde de Domkerk door zyue Gees-
telyken , en liet den PredikBoel en de Banken
verbranden. Nieuwmegen ging ook o v e r ;
doch niet dan na eene dappere verdeediging.
Midden Buitte de Franfchen, terwyl men
Am fier dam in (laat van tegenweer Belde. ------
Wegens dat alles waren Hollands staaten
byna raadeloos. Die fpoed der Vyanden en
veder haat maakten hen verlegen. Men zondt
Gezanten, en daar onder de groot, aan lodewyk
den X IV , die eerst te Zeist gehuisvest
was geweest , doch nu op ’t Pluis te
Keppel, drie uuren van Zutphen, zich op-
liieldt ; maar hy deedt liooge eifchen. de
groot verhaalde aan willem den III te Bode
gr aav en lodewyks vorderingen,- die zich
over der staaten kleinen moed ontBelde.
Men boodt dien Vorst Maastricht nevens de
onderhoorige Landen , en andere Generaliteits
Steden aan , met zes millioenen ter vergoedin-
ge van ’s Konings gemaakte kosten ; o f tien
millioenen en de Generaliteits Landen: dan
hy belachte zulke geringe aanbiedingen.
V . Wat toen?
A . Ten onzen gelukke hadt men den Koning
ning geraaden meer te vorderen , waar door
het hem verging , 'gelyk het anderen gebeurd
is , naamelyk , dat men , te veel eifchende,
niets ontvangt. D an ' één zyner Staatsdienaa-
ren , dat hoorende, was vvyzer , en riedt
den Koning zo hoog niet te gaan , dewyl hy
anders eene gelegenheid zou kunnen verliezen,
die mogelyk nimmer weer zou komen , naamelyk
, om de Republiek afhanglyk van hem
te maaken. Maar deeze verBandige raad werdt
ook , ter goeder uure voor ons , verworpen.
de groot keerde met 1 ’s Konings' geweldige
vorderingen terug', waarop v y f dagen tot beraad
gegeeven waren. De meeste Steden Bonden
om zich over te géeven ; maar Amfler-
dam , Rotterdam , Alkmaar, Hoorn, Enk-
huizen, Eddm en Purmerende, ook de'Prins,
geraadvraagd zynde , waren ’er tegen, karel
de II , om vrede aangezógt, zondt Gezanten
, die , de voorwaarden bepaalende , zich
lieten ontvallen : „ ’t Gemeenebest was w e g !”
welke taal den Prins onverduldig maakte , en
hem moedig deedt antwoorden : „ Ik weet
een goed middel, om het verderf myns Vaderlands
niet te zien : ik zal in de laatBe
Verfchansfing fneuvelen! ”
V . Welk een rampzalige tyd!
A . En hy werdt niet beter ! Toen de
Franfchen zulken opgang maakten, ging hun,
die hier het vooinaame beflicr in handen haddens