356 DE WITTEN IN GEVAAR.
melyk dat zyn Broeder, die nog op de voorpooft
z a t, hem wenschte te fpreeken. De Raadpen-
fionarls ging, geen erg denkende, en hoe zeer
het hem ontraaden werdt , heen. De Deugd,
die van geen kwaad bewust is , gelooft- altoos
, dat zy niets te vreezen heeft, corne-
l is , verfchrikt toen hy hem za g , riep: ,, A ch ,
royh Broeder, wat komt gy hier doen!” Hoe,
zeide de ander, hebt G y my niet ontbooden?
’t Antwoord was neen , en men begreep , dat
’er iets agter dit bedrog moest fteeken. Toen
nu de Broeders by elkanderen waren, ’t geen
men juist z o g t , om ze dus in éénen Dag te
kunnen afmaaken , Rookte tichlaer , geholpen
door eenen toen welbekenden Ligtmis, het
gemeen , dat te zamen vloeide , o p ; floeg de
fnoodfle taal tegen de Broeders uit ; en naaide
Kastelany gegaan zynde , riep hy der menigte
toe: „ dat die fnoode hond met zynen
Broeder welhaast zou af komen , en dat men
zich dan aan deeze twee fchelmen wreeken
moest.” Dit was genoeg. Intusfchen kwamen
de Burgers , en ook de Ruitery in de wapenen.
De Bevelhebber tilly bezette de Gevangenpoort.
Zo lang deeze daar w as, viel ’er niets
te onderneemen. Dan, twee Burger-Sergeants,
niet waardig genoemd te worden , 4 verzogten
twee Leden van de Gecommitteerde Raaden,
PHILIPS JACOB VAN BOETSELAAR. en ADRIAAN
ïoschveld , tilly te beveelen , om met de
Rttt-
AANVAL OP DE WITTEN. 357
Ruitery te vertrekken. Z y , o f het graauw
vreezen de , of'op wraak bedagt, lieten tilly
den aftogt aanzeggen ; maar deeze voorzigtige
Bevelhebber weigerde zulks, zonder fehriftelyk
bevel daartoe te hebben. Men zondt het hem.
By het ontvangen , liet hy zich dus hooren:
„ Ik zal gehoorzaamen * maar nu zyn de witten
doode lieden ! ” Meermaalen toonde hy
naderhand het b.eyelfchrift aan Vrienden , zeggende
: ,, Zie daar het Gefchrift , het welk
beide de witten gedood heeft.” Gelukkig voor
hem , dat hy het papier zorgvuldig bewaarde
: want , dertig jaaren daarna , ter vefant-
woordinge van zyden aftogt geroepen , gelyk
my iemant' uit zynen mond verzekerd heeft,
behieldt hy zyn hoofd, op ’t vertoon van dat
Gefchrift.
V . Wat gebeurde’er dan na t il l y ’s aftogt
met de Ruitery ?
A . Toen Roof het volk naar de Gevangenpoort.
De Zilverfmid verhoef beukte op de
deur , die , door den bewaarder der gevangenen
geopend zynde, den gereeden ingang verleende
aan de woedende belhamels, welke op de
Broeders aanvielen, hen ter kamer uitfcheurden
onder yslyke vloekwoorden , en de trappen
afRieten , wordende beneden door het raazend
gemeen ontvangen, dat hen met de kolven der
Snaphaanen flo e g , en naar het zogenoemde
Groene..Zoodje fleurde , waar zy weldra , op
Z 3 de