ne partydigheid kon verdenken , heb hoo.
ren verkiaaren op goeden grond, dat, was ’er
in den jaare 1747 geen Stadhouder verkoo-
zen , wy volkomen’ Slaaven der Arijlocraaten
zouden geworden zyn : met één woord , dat
hy allernuttigst is in eene Republiek , zo gefield
als de onze, blykt, dunkt my , genoeg,
wanneer men flegts met de ondervinding der
tyden raadpleegt, die toch het zekerfte hier
leert , om ons van deeze waarheid ten vol-
len te overtuigen. Dit zy hiervan genoeg.
V . En wy gaan nu over . . . . ?
A . Tot de inwooners des Vaderlands, die
men verdeden kan in den Adel , in Welgeboren
Mannen , in veele Regerings-Familien , in
Kooplieden , Konftenaars , Handwerkslieden ,
Schippers en Boeren. ----- - W y willen ons
niet vermoeien met het onderzoek, o f de Adel
alhier , niet uit hoofde van roemryke daaden,
maar door de gunst van Vorsten opgekomen
zy ; dan o f dezelve zich edel gemaakt hebbe,
dat is , o f dezelve een grooter aanzien in
een erfregt verwisfeld hebbe, en daarna onder-
ftaan , dat gevoelen den weerloozen Burger in
de leenheerlyke tyden op te dringen ?. -----
Oulings waren de Castaldi o f de bedieningen der
Burggraaven zeer aanzienlyk; ook de Centenarii
o f Honderdmannen, Lieden, die over honderd
mannen het bevel voerden. Honderd zulke
Mannen maakten één Graaffchap uit. Derzelver
ver Opperhoofden noemde men Ambadti, van
welken misfchien de Ambagtsheeren zyn voortgekomen.
Met zulken , als eerfte Edelen des
Lands, hielden de Hollandfclie Graaven hunne
Vergaderingen. Z y waren derzelver Raadshee-
ren, en hadden groot aanzien. Deeze .Edelen
waren de Inftellers der Ridderfchappen. Die
Ridder werdt moest, door ecnen Vorst o f Ridder
, tot die waardigheid geflaagen worden.
Langs deezen weg kwam de Militaire A ris tocratie
in de Waereld. Zodanige Edelen
hadden voorregten. Elunne goederen waren vry
van lasten. Z y verfcheenen vóór eene afgezonderde
regtbank, gelyk in Holland nog plaats
h e e ft; maar daartegen waren zy verpligt eeni-
ge dienften te doen , namelyk , den Vorst te
verzeilen in zyne heirvaarten : de Edelen
foms met het ly f alleen; doch de Ridders met
hunne Vaiallen. Toen , na den moord van
Tloris den V , ([bladz. 59) de Steden in
’s Lands Vergadering, moesten verfchynen , begon
de roem des Adels te daaleru De woeste
regeering der Edelen hadt een onnoemlyk getal
hunner onderhoorigen , van het platte land, naar
de Steden, verjaagd, die door zo veele nieuwe
Inwooners magtig waren geworden. En
deezen, in vermogen toegenomen, kreegen van
de Graaven voorregten voor hun geld. De
Graaven meer van hun dan van de Edelen
verkrygende , werden de Steden ook meer be