Schooien gevonden worden , waarin zo veels
Groote Mannen in alle takken van Weeten-
fchappen verfcheenen zyn , en zich nog ver-
toonen ; Gods- en Regtsgeleerden, Genees- en
Staatkundigen, Liefhebbers der fraaie Letteren
en Oudheden ,- Minnaars der Historiën en der
Natuurlyke Zeldzaamheden, Dichters en Dich-
teresfen. Wilt G y ’er eene heele Lyst van
hebben , op dat ik vry zy van veelen op te
noemen , zie daar dan deeze. Allen , die
daarop aangetekend ftaan , moet men onder
de Groote Geleerden tellen , welken zich onvermoeid
toegelegd hebben op de Weeten-
fchappen, en daarin uitgeblonken hebben. Onze'Natie
kan zo verre komen: z y kan met lyd-
zaamheid aan een ftuk werken, en ’t is haar
aart niet, over eene zaak vlugtig heen te loopen.
HEiNSius , zegt m en , “gebruikte agthonderd
Boeken tot het opftellen zyner Aantekeningen
over o v id iu s . , h o o f t las t a c i t u s tweeën-
vyftigmaalen , eer hy hand floeg aan de Ver-
taaling;- en befteedde negentien jaaren aan de
Nederlandfche Historie , zyn hoofdwerk, die
zeer veel lichts verfpreid heeft over het Tydp
e r k , dat hy befchreef. ----- Men klaagt,
dat lust voor de Weetenfchappen afneemt,
om dat men nu meer naar rang en eertitels
ftaat. Dit kan niet gelochend worden : dan
het is ook zeker , dat de leeslust federt eeni-
ge jaaren , en dus ook de kundigheid onder
der ’t gemeen ftcrk is toegenomen ; ook dat het
ons nog- niet mangelt aan bekwaame én geleerde
Mannen onder de Staatslieden , Regtsgeleerden
, Geneesheeren, o f onder de vyf-
tiénhouderd en tweeënzeventig Leeraars der
Hervormde Kerk , die men in het Vaderland
vindt. -----u Voeg daarby de fchoone Bibliotheeken,
welke men aan de Academiën vindt,
o f by aanzienlyken, waaronder die van de
Heeren fagel , meerman en crevenna uitmunten.
Denk aan verfcheiden’ Verzamelingen
van Natuurlyke Zeldzaamheden , die in veelé
Stedén van ons Land voorkomen. Vergeet
niet de fchoone Kruidtuinen , die men , hier
en daar , ontmoet. Voeg ’er by uitmuntende
Verzamelingen van Schilderyen , die men by
fommigen aantreft. En u it ' dat alles zal men
van den fmaak en de kundigheid der Natie
kunnen oordeelen.
V . Wat dunkt U van de Vaderlandfche
taal ?
A . Geene levende Taal is zo ry k , als de
onze, in woorden: daarby deftig , verheven,
zoetvloeiende in uitdrukkingen, behoudende de
klemtoonen op het zaakelyke deel in alle buigingen
, o f waarin alle letters en lettergreepen
duidelyker worden uitgefprooken. In geene
Taal is zulk eene kragt van lidwoorden : ook
worden de hulpwoorden nergens met meer bevalligheden
verplaatst; o f konffiger zamen gekop