liet vertrekken. Deeze reis Haagde beter. N4
vyftien maanden kwamen vier Schepen , met
Peper en Kruidnagelen , te Bantam gelaaden ?
te ru g ; en de vier overigen , na andere EK
landen bezogt te hebben , vcrfcheenon , in
den jaare 1600, mede met groote winst, in k
Vaderland, jaques mahu llevende ook naar
de Straat van Magellaan, en één zyner Schepen
kwam aan Japan. Op Guinè dreef men
pok eenen ryken handel. Dit waren de grondlagen
van eenen overaanzienlyken Handel, die
daar nog fland houdt. En zodanige groote
togten kon men toen ligtlyk doen. Nooit zag
men hier bloeiender Zeevaart. De Nederland-
fche Schepen bedekten de Zee. In den jaare
1598 voeren twaalfhonderd Schepen-af naar
(Oost en West. Tusfchen de vier en vyfhonderd
dreeven handel op de Spaan fche Havens,
welken ph il ip s , om eigen voordeel, niet fluiten
kon. Zeventigduizend Matïoozen, rekent men,
voeren voor ’s Lands rekening , en tweeduizend
zo groote als kleine Schepen werden ,
jaariyks , getimmerd. Dit alles hadt verband
p ie t'd e vaart op onze groote Rivieren. De
Hertog van Wittenberg verzegt den staaten
eenen vryen handel langs den Rhyn op de
Zeven Gewesten , na dat hy den Nekker bevaarbaar
zou gemaakt hebben. De Vervolging
, den Jooden in Portugal aangedaan ,
hadt veelen van daar herwaards doen komen 4
doph
$ocli de Plakaaten hun eerst het verblyf hier
verbiedende , doch nu door de veranderde Re-
geeririg opgeheeven, lokten Handel en Vry-
heid van Godsdienst duizenden herwaards. De
Joodfche Ahnanach bepaalt derzelver komst te
Amjierdam op ’t jaar 1559.
V . Welk eene verwonderlyke zugt voor de
Zee toonden onze Vaderlanders in die dagen?
A . Gewis een Vreemdeling kon vraagen,
o f Gy zelf zult mogelyk zeggen > „ Van
•waar die onvergelykelyke moed om zo lange
en gevaarlyke togten te • onderneemen : van
waar dat taai geduld, ’t geen zich door gee-
ne tegenheden liet afmatten : Van waar die
hardvogtigheid , welke alle gevaaren trotfeer-
de t o f • van waar die Zeevaartkunde , die de
beste Scheepstimmerlieden maakte ? ” Maar dit
hangt af van de opvoeding. Hollanders, Zeeuwen
en Friezen weeten niet dan van vaaren,
louwen en laveeren.. Die dit beroepshalven,
o f uit vermaak doen , zelfs jongens van weinige
jaaren , kunnen de verzoeking niet we-
derftaan , van ook den ruimen Oceaan te gaan
bezoeken. En eenmaal dat beproefd , o f vorderingen
daarin gemaakt hebbende , krygen zy
.eenen gevestigden zin , om de Zee te bouwen.
Menigmaal heb ik dit met verbaasdheid
gezien , en het kan , zonder een geheim bellier
der Godlyke Regeering, niet verklaard
gorden j daar ons Land , werdt de Zee ver-
Q 5 ge&-