49ö taAl. dichters.
koppeld. — — G y w e e t , dat onze Taal eené
afflammelinge der Hoogduitfche is , en naast
aan het Neder-Saxifche grenst, hebbende vee-
le tongvallen, verfchillende niet alleen in elke
Provintie, maar zelfs in digt. by elkander gelegen
Steden en Dorpen. Dan de waare Frie-
Jche wykt meest van alle anderen af. G y
wee t, dat de oude Rederykers, zynde Dichters
, die zich in de Rederyk- o f Rhetoryk-
kamers , hun door de Wethouders der Steden
gegeeven , met rymen oefenden , en den Volke
Spelen vertoonden met eene prägt en op-
fchik, die wonder vreemd, zou zyn in deeze
dagen : G y weet , dat in Steden en Dorpen
zulke s Gezelfchappen van Dichters waren die
men Kamers noemde, te Amfterdam wel drie,
elk met een Blazoen , genoemd de Eglentie-
r e n , de witte Lavenderbloem en het Jfyge-
boomken, tot Zinfpreuk hebbende : In L ie fd ’
bloeiende , Wt levender jongen , en Het foet
vergaeren: G y weet, dat zy Vraagen uitfchree-
ven , Caerte geheeten; dat z y andere Kamers
uitnoodigden , om daarop te antwoorden , en
den beloofden prys aan het beste antwoord gaven.
,By zulke gelegenheid vertoonde men, Spelen
, en de S tad , waar zulks gebeurde, zag een
heerlyk Blyfeest. G y weet ook , dat die Rederykers
de misbruiken der , Roomfche Kerk
Breng , gegispt , de bitterheid der Vervolging
haatlyk afgemaaid, de Zeden verbeterd, Taaien
en Dichtkunde öpgebouwd , en den grond gelegd
hebben tot ’t Nederlandfche Tooneel: ein-
delyk G y weetj dat dezelven langzaamer hand
in verval zyn geraakt na de Hervorming; doch
toen niet meer kunnende fmaalen op de Monniken
, naar eene andere flolfe omzagen , en
die vonden in de flegte Zeden , welke zy met
jokkerny aanvielen ter befchaavinge des gemee-
nen volks. Nu zyn zodanige Kamers en haa-
re Spelen vergeeten , en zelfs aan veelen geheel
onbekend. Dan onlangs , ik meen, den
zestienden van Louwmaand des jaars 1786 ,
heeft de aloude Kamer van Rhetorica, o f Re-
deryk-kamer te Gouda, de Goudsbloeme geheeten
, onder de zinfpreuk Uit jongfte begreepent
welke in den jaare 1437 opgerigt, en federt
nooit geheel vervallen w a s , z ich , door de over-
gebleeven’ Leden en gunftige beBelling der Re-
geering , herfleld , niet om de oude Spelen te
hervatten, maar om zich onderling en anderen
door Taal- en Dichtkunde te oefenen. Plet
zou gelukkig weezen , dat de Geleerde Maat-
fchappyen van ons Vaderland , zeker te tal-
ry k , te veel gefcheiden, en n u , door beiden,
elkanderen nadeelig , zich vereenigden , gelyk
ook de veelvuldige Dichtkundige Gehootfchap-
pen , om te zamen te arbeiden , en den Va-
derlande meer nuttig te worden, dan zy thans
zyn. Men herBelle dan de oude Rederyk-
kamers , gelyk Gouda gedaan h e e ft; men be-
I i vor