met de Franfcjien, van dat gevolg dat de
laatften zulk een gevegt noemden eene droevige
fchaadelyke overwinning, kar.ee en fran-
cois pinteden zich zelven uit in dien kryg.
Maar de eerfte , gedrongen tot den Godsdienstvrede
in Duitse Mand, waar zo lang om
de vrye oefening van denzelven gevogten w a s ,
kwam in zyn zesënvyftigfte jaar tot het vreemd
befluit, om ’t beftier zyner groote Landen
aan zynen Zoon Philips af te haan. Drong
hem daartoe de vrees , dat zyn Zoon foms
tot uiterften mogt komen , die hy liever door
eenen afftand wilde voorkomen ; . o f noopte
hem de gedaalde achting voor philips , wien
hy daardoor ontzaglyker wilde maaken ? Herinnerde
hy zich zyne wanbedryven , en wilde
hy des zyne overige levensdagen in boete
doorbrengen ; o f begreep hy , onder het gevoel
eener zeer wankelende gezondheid , dat’
een Man , die zo wyduitgefirekte Staaten ,
bewoond door zo veele verfehülende Volken,
zou beheeren , meer dan een’ Mensch moest
weezen ? Hoe dit zy , karel de II was niet
meer zo voorfpoedig als voorheen , 'en moest,
wegens zwakheid , alles aan zyne Staats-
dienaaren overlaaten. Gewis hy hadt alle reden
, om verzadigd te zyn van alle Waereld-
glorie. Op den vyfëntwintigften van Wyn-
maand des jaars 1555 , voerde hy te Brusfel
zyn zonderling voorneemen uit, en gaf, zwak
en
en leunende op willem den I , Prins van
Oranje, zyne zeer ontzaggelyke heerfchappy aan
Philips over , op eene zeer aandoenlyke wy-
ze. Maria ftondt tevens af van de Landvoog-
dyfehap , die zy vyfëntwintig jaaren hadt
waargenomen. Gaarne hadt karel de II zynen
broeder ferdinand bewogen , om zyn
regt , als Roomsch-Koning, mede aan philips
over te geeven , (zo fterk hing het denkbeeld
van eene algemeene Monarchy voor zynen
Zoon in zyn hoofd) maar ferdinand onwillig
zynde, ftondt karel aan hem af den titel
van Keizer. Dus werdt het Oostenrykfche Huis
in twee takken verdeeld. Hier op ging de ver*
zwakte karel naar Spanje , begaf zich in
een Klooster , en ftierf aldaar in den jaare
1558 , byna van allen v e r g e e te n .----- Wat
men van hem moge zeggen , karel de II
was indedaad zeer bekwaam in de Staatkunde.
Hy verfcheen yveinig in ’t v e ld ; maar
toen dat gebeurde , toonde hy een leger te
kunnen gebieden. Gunftige gelegenheden wist
hy wonderwel waar te neemen. De aart der
onderfcheiden’ Volken was hem bekend , en
hy wist ’er alles naar te fchikken. Zwaare
belastingen lag hy der Natie- op ; doch wist
dan tevens ’s Volks believing meestal te winnen.
Maar foms bedroog hy ook het Volk.
Men mag dan van hem zeggen , dat hy zich
zelven alleen g e zo g t, en niet getragt heeft
I 4 het