indcdaad een meesterftuk der Drukkonst , 't
welk in fchoonheid van uitvoering mogelyk
geen weergaa heeft,
V . Het beftaat uit. . . .
A . G y ziet , dat het uit zesëntwintig Artikelen
beftaat , waarin de staaten van elk
Landfchap wel hun eigen regt behielden;. doch
zich te zanten verbonden , om den gemeenen
vyand te wederftaan , en geenen vrede , dan
met onderlinge goedkeuring , te fluiten. De
staaten van elke Provintie hielden dus aan
zich de oppermagt, De algemeene staa-
TEN , (nu HUNNE HOOG MOGENDEN geheeten
, zynde de Afgezondenen uit de’ Zeven
byzondere Provintien) konden , volgens die
U n ie , in gewigtiga gevallen niets doen zonder
uitdrukkelyken last der byzondere staaten
; maar wel in zaaken van weinig belang,
o f die geen uitftel konden lyden. In hen ziet
men des flegts een vertoon van Oppermogend-
heid; doch het waare gezag bezitten de staaten
van elke Provintie. -—■— Deeze Unie
was ten dien tyde een zeer goede Grondwet,
De Opftellers toch konden ze voor de Nakomelingen
niet maaken daar zy onkundig waren
, welk Gemeenebest. uit dep toenmaaligen
toevalligen ftaat zou opryzen. Men hadt ze
daarom , in laatere dagen , moeten veranderd,
en eenige dingen nader bepaald hebben ; of
het is nu de tyd zulks te doen , d o o r ,’er
‘iets
iets by te voegen , o f af te laaten , zullende
. als dan eene treffelyke Grondwet voor ons
Gemeenebest weezen. ----- De staaten gaven
dus een blyk van Philips niet langer te
erkennen ; maar zy zeiden niet hem af te
zweeren. Niettemin floegen z y deszelfs goederen,
aan ter gemeene verdeediginge. Men
feheen als nog geen oogmerk te hebben ter
oprigtinge eens Gemeenebests ; maar flegts ter
affehuddinge van philips dwingelandy, en ter
verkiezinge van .eenen anderen Landsheer. Van
eenen vryen Staat vormde men nog geehe denkbeelden
, ’t geen blykt, zo uit , de opdragt des
Lands aan Frankryk en Engeland , als uit
de neiging,, om willem den I tot Graaf te
verkiezen , en onder een eenhoofdig oppergezag
wel te willen ftaan. Men feheen toen
te oordeelen , r dat ,de fchitterende vertooning
van eenen Koning noodig ware tot ,het. geluk
en beftaan van een Land. Deeze , dooling ,
aam de toenmaalige ,tyden ligtlyk - te vergee-
ven , geleek , uit, de- voorige regeeringswyze te
ontftaan ; doch de tyd leerde onzen Vaderen
genoeg , deeze dooling te erkennen : want zo
'dra-hadden ;zy leycester , eenen Vreemdeling
„/ niet aan het bewind- -gekreegen , die
meester was . van de krygsbenden , en tevens
den Godsdienst ’er in fleepte ter bereikinge
zyns oogmerks , ;o f zy Jeerden de magt in
eigen’ handen te houden. Dit voorval maak-
N 5 te