bant en Lande van Overmaaze in b Haagt;
die van Vlaanderen in Middelburg; - en die
van Gelderland te Venlo, welke tezamen uit-
rnaaken de drie hooge Gerigtshoven voor de
Landen der Generaliteit. •----- Dan , vermids
elke Provintie haare eigen’ Wetten maakt,
en de eene zich geenszins aan de andere onderwerpt
, waardoor de Wetten van dit Gewest
dikwerf tegen die van het ander hryden,
by voorbeeld , die omtrent de Huwelyken en
Erfenisfen , in Gelderland en Holland plaats
hebben, zo geeft zulks veel moeite aan Inwoo-
ners , die uit het eene Landfchap in bet andere
gaan wooneri , en van dezelven onkundig
z y n , zo als vaak gebeurt, om dat men een
kort Wetboek van alle Provintien als nog, ontbeert.
Er zyn wel groote Plakaat- p f Wetr
Boeken van byzondere Provintien ; maar onbruikbaar
en te duur voor den gemeenen man,
om dat ze uit eenige Folianten behaan, zeer
veel gelds kosten, en zelfs niet dagelyks voorkomen.
Veele duizenden Inwooners zyn hier
door onkundig omtrent de Wetten hunner eigen
Provintie, en zelfs veele Burgers omtrent
die van hunne Stad, welke, dikwerf verlegen ,•
den inbond der Wet moeten gaan vraagen by
eenen Regent, o f voor geld by eenën Advocaat.
Plet is derhalven zeer te wenfehen, dat
een kundig Regtsgeleerde in elke Provintie moge
befluiten, den korten inhoud van allen, ten
minsten van de gewigtighe Wetten , met
één woord, op te hellen; en, waarom voeg
ik er niet b y , van de Keuren in elke Stad,
welke Wetboeken jaarlyks konden aangevuld
worden door nieuwe blaadjes met eene kleine
letter daarby te drukken. Een algemeen Wetboek
vóór de Zeven Gewesten te maaken
moet toch onder de onmooglyke dingen geheld
wórden , zo lang de belangen der Provintien
zo zeer verfchillen ; o f zo lang elk
Gewest zyne éigen’ Wetten volhandig wil vasthouden
, en zy allen onder geene éénhoofdige
Regeering vervallen.
V . Vergeet G y niet my iéts te zeggen van
het stadhouderschap , zulk eene hooge en
gewigtige bediening in ons Land?
A . Geenszins ! Zult G y er een volledig
denkbeeld van vormen , dan behoort G y te
weeten , dat deeze Landen , na de verdee-
ling des Ryks van karél den Grooten in de
V i ï l E e u w , geregeerd werden door Hertogen
, Graaven en Bisfchoppen : dat deeze
Grooten, ten deele’ aan Fraiikryk 'en ten dee-
le aan het Duitfche Ryk , leenroerig waren:
dat zy zich allengskens wisten te ontdaan
Van deeze afhanglykheid , en met magt o f
min bepaald gezag begonnen te regeeren,
naar gelange het vermogen der Steden en de
Edelen zulks duldden : dat de' Graaven van
Holland zich verpligt vonden, by veffeheiden’
■ G g 2 ge