den daarna , dat zy hunne grootheid en belangen
nog meer in het oog gehouden hadden.
„ De Staats-omwenteling van zynen
t y d , zegt des een Vaderlandsch Schryver,
is duister , en voor den opregtften Gefchied-
fchryver een volkomen raadfel, en het is geenszins
mogelyk, om de wezenlyke dryfveeren
van dezelve aan het algemeen te ontdekken. Dit
blyft bewaard voor de Nakomelingfchap. De
raderen van het werktuig , die men tóen aan
den gang wist te brengen , zyn reeds lang
verbrooken , en men zal nog lang gisfen
naar deszelfs volkomen zamenftelling.” W y
twyfelen egter , o f dat zo duister zy. -----
Vóór het jaar 1747 klaagde men : „ dat het
Volk onder het bellier der -STaaten te weinig
invloeds hadt op zyne Vertegenwoordigers:
dat maar eenige weinigen de klem des be-
winds in handen hadden , die naar willekeur
regeerden : dat zy alleen hunne Bloedvrienden
bevorderden : dat alle posten in het leger en
op de vloot in handen waren van onbekwaa-
xne lieden : dat de Tuighuizen verwaarloosd,
en de Vestingen ontbloot waren van bezetting.”
Maar is deeze tekening niet te flerk?
Men moet erkennen , dat het Arijlocratisch
bellier , van den jaare 1702 tot 1747 , over-
dreeven , en dus ondraaglyk voor veelen geworden
w a s ; dat het Volk , zulk een bewind.
moede , naar verandering hdakte ; dat
hethetzelve
vertrouwde een tegenwigt tegen zul-
ken in eenen Stadhouder te zullen vinden ;
dat het gereedlyk de handen leende om hem
te verkrygen ; dat het hem aanzienlyker maakte
, dan de voorige Stadhouders , door het
erfregt, om dus de Ariflocraaten voor altoos
te fnuiken ; en , eindelyk, dat véelen , 'zelfs
van den eerllen ran g, de grootlle voordeelen
voor zich en voor hunne gellagten daaruit
beloofden.
V . Hoedanig was ’s Lands gelteldheid ten
dien tyde?
A . De Landmagt was in een beter aanzien
gebragt ; maar de Zeemagt bleef in den ouden
Haat. Ook namen de Handwerken meer a f,
dewyl fsé de dagloonen hier hoog zynde , w y
tegen vreemden niet konden markten , ten zy
wy byzondere geheimen in het een o f ander
hadden. Handel en Zeevaart moesten des nog
meer afneemen , en die van andere Volken
aanwasfen. Geneigdheid tot het vreemde ,
hoog geklomme weelde, en kwttade trouw vergrootten
zeer het verval. Onze verbaazende
fchatten deeden alleen den Handel Haan , ver-
mids de Hollanders deszelfs Wetgeevers blee-
ven , en de koers aan geheel europa voor-
fchreeven. ’t Gemak , ’t welk de Vreemdelingen
vonden te Amfterdam , waar de alge-
meene kas was ,- wanneer zy uitlatidfche goe-i
deren verkogten , om anderen terug te nee-
E e 1 men