Veldheer ; maar de waafe magt des bellier»
was in handen van twee Spanjaarden. Deezc
nieuwe Bevelhebber moest aanzien , dat Geer-
truidenberg, in den volgende jaare , na een
beleg , het welk men een meesterftuk van
krygskunde noemde , aan maurits overging,
en Crevecoeur , dat hy belegerde , door den»
Zelfden Prins ontzet werdt.
V . Was dat al het merkwaardige ?
A . Neen: want, in den jaare 1593 , ging
men voort de belangen van hendrik den IV
ter harte, neemen , die eenen Heer , met den
tytel van A fg ezan t, aan de staaten zon d t,
het geen hun niet weinig eere gaf. Hierin
toch werden zy gelyk gefield met de grootfte
Hoven van europa. Ter erkentenis befchon-
ken zy hem met het bevel over een Regiment.
------ Philips zondt, in den jaare 1594,
e rn st , Aartshertog van Oostenryk, tot Landvoogd
der Nederlanden , om alles te regt re»
brengen. Maar kon hy dat verwagten van
eenen Man , die onbekwaam en vadzig was;
wiens zagtheid een gebrek van moed moest
genoemd worden; die befpot en veragt werdt;
die den staaten eene bevrediging voorfloeg,
welke zy met fmaad van de hand wcezen;
die eenen aanflag vormde op het leven der
Prinsfen maurits en freiierik hendrik ,
ook op dat van olhenbarneveld en aldegonde
? ----- - ’t Mogt maurits misfen
h Her-
•s Hertogen-Bosch en Maaftricht weg te neemen;
maar hy won Groningen , waarop dit Gewest
zich by^de anderen voegde, die dus te zamen
Zeven Provintien uitmaakten. Niet weinig klom
hierdoor het aanzien der staaTen. Z y werden
zelfs , nevens Frankryk en Dèenemar
]ken , van jacobus den VI , der Schotten Ko-
ning , verzogt , over den doop van deszelfs
Zoon te Haan, ’t geen zy aannamen, en de
oude verbonden met hem tegelyk vernieuwden.
Dus werden zy in gelyken rang met gekroonde
Hoofden gefield. Maar elizabeth , die
niet toegebeeten hadt , toen men haar de op-
permagt aanboodt , en ze niet kon krygen ,
wanneer zy die gaarne wilde hebben , was
daarover verlloord. Deeze Vorftin befchouw-
de , doch ook maar alleen , zich zelve als
de Gróndlegftér der Republiek , en wilde ,
fchoon zy niets meer vermogt, dezelve van haar
doen afhangen : des zy , nu met misnoegen
ziende , dat de Zeven Gewesten zonder haar
konden beflaan , de voorheen geleende gelden
terug eischte. Dit was laaghartig ; maar de
goede driften der Vorsten en Vorflinnen worden
niet alleen openbaar, hoe zeer zy dikwerf
daarvoor yveren, en de flègten bedekken willen.
Intusfchen hadt men het genoegen , van het
Verbond met Deenemdrken■ te vernieuwen , en
de grootheid van eigen geluk klaarer te kunnen
zien , daar de Spaanfche Nederlanden
zich