gen , en de overigen in ’ t Meer van Neuf-
fdiateï te doen verdrinken : in de engten van
’t gebergte de neerlaag van bun te krygen,
en zyne geheele pakkaadje te verliezen , waaronder
een diamant , (nu de tweede aan dc
Franfche Kroon, en negen tonnen gouds waardig
gefchat) welken de eenvoudige Zwitzsrs
voor twee o f drie guldens verkogten , en die
dus van de eene tot de andere hand overging:
eene tweede neêrlaag te ontvangen , waarin
hy agtduizend mannen en tevens het gewonnen
Lotharingen verloor: van 1 fpyt zwellende
in eene ziekte te Horten , die deszelfs ver-
Hand krenkte : op het hooren der overgaaf
van Nancy uit de mymering te ontwaaken ,
en , den Lotharingfchen Hertog renc* willende
flaan , zelf te fneuvelen in den jaare 1477 :
niet dan twee dagen na den verlooren veld-
flag gevonden te worden , naakt , met drie
wonden , begruisd met bloed en Hof , en
vast gevroozen met de eene zyde des ïiange-
zigts in eenen poel 4 waarin byr gefmoord was:
deeze waren de daaden en lotgevallen van
k a r e l den I . ------- In deeze trekken herkent
G y eenen verfchrikkelyken * Houten , verme-
telen , en eerzugtigen G ra a f, die by tegen-
fpoeden zich woedende gedroeg , op rooven
en verwoesten gezet was , meestal een heldhaftig
krygsman, maar foms bevreesd , of
om dat zyn moed dolzinnige oploopendheid
Was , o f om dat zyn geweetert wakker werdt»
In mishandelingen vondt hy vermaak- ’ Wie
ooit den minflen tegenlland boodt moest het
met den dood boeten. Het fchorre krygsge-
fchrei , doormengeld met de kermende o f zag-
te. Hem der gekwetflen en Hervenden op ’t
flagveld , Hreelde zyn oor : maar was karel
in die ©ogenblikken een Mensch o f een mon-
Her ? Hy vernietigde de Volksvryheid , maakte'
de Natie tot volkomen flaaven , mishandelde
de Geestelyken , deedt de foldaaten ,
in flede van Burgers aangenomen , alleen van
hem afhangen, vervoerde het Hof uit 's Haa-
ge naar Mechelen , en gaf grond , om zyne
onpartydigheid in de regtsoefeningen meer aan
zyne gefleltenis , dan aan zyne Godvrugt toe
tG fchryven. Zie daar eene fchraale loffpraak
op deezen geweldigen Graaf.
V. En aan wien liet deeze fober gepreezea
Graaf het beftier des Lands na ?
A . Maria , zyne Dogter , flegts twintig
ja aren oud , greep den teugel des bewind-s
aan over een verarmd Volk , over eene ledige
Schatkist, en een waggelend Staatsgebouw.'
door eenen ujtlandfchen oorlog gedreigd. I11
die benaauwde tyden hieven de Hoekfchen,
voor ’t eerst, de Hem op der klaagende
Reden en der zugtende Vryheid wegens verkorte
voorregten ; en (welk een wonder !) de
Kaheljaauwjchm vereenigden zich met hen»