tie eene plaats op zyne Aarde willen vergunnen
, en zodanig voor dezelve zorgen ,
dat wy , alles wél befehouwende , aller-
wege de ruim Re aanleiding tot de groot-
fte verwondering. ,■ en tot de hartelykfle
dankzeggingen vinden kunnen. En hoe aangenaam
zyn die beiden , boe Rreelen ze
een wéigcReld Vaderlandminnend Hart ! ------
Neemen wy deeze taak onder banden , dan
zult G y zien , dat de Afgodery , oulings
ook hier ingevoerd , haaren blinden zetel
daarna heeft moeten verlakten, om dien
over te , geeven , eerst aan een duister en
gebrekkig, doch vervolgens aan een zuiver
en klaar Evangelie: dan zult - G y z ie n ,
dat de flerke hand • van vlytige. Bewoone-
ren een woest land herfehaapen heeft , ten
fpyt van Zee en Rivieren , tot eenen vernikkel
yken oord : dat noch volgende ichui-
mende aanflagen eens geweldigen Oceaan»
van buiten , noch woedende overRroomin-
gen van zwaare Rivieren den Routen In-
wooner hebben kunnen dringen ter verhui-
zinge : dat de treffendRe tooneelen èener
zwaar befprongen , maar even kloek ver-
deedigde Vryheid hier geopend zyn , waardoor
deeze foms tot bezwymenis fcheen
te neigen ; docli even dikwerf opRondt met
nieuwen moed, om het verloorene te herwinnen
: dat de heerschzugtïge Koningen
der
.. . . . i '.
def Aarde , die zo vaak het oog op dit
kleene la'nd floegen , telkens leerden , hoe
alle beflier byRer los Raat, wanneer geweld
Vryheid en Regtvaardigheid wil weg-
dringén: en dat noch magtige Nabuuren, nocli
Verre afwoonende Vorsten met donderende
wapenen in de hand , noch telkens vernieuwde
tweefpalt , in den böêzéni des
Vaderlands opkomende , onze Voorvaders
hebben kunnen doen bezwyken. Scheencil
z y ooit hunne Vryheid te zullen verliezen
, het baande • hun Reeds den weg ,
om ze luisterryker te herkrygen , en vervolgens
op vaster voet te zetten. Wederwaardigheden
mogén Menfchen oefenen ; zy
mogen derzelver fchuilende ó f flaapende vermogens
vóór dén dkg doen komen , en
hen , langs deezé moeilyké trappen , tot
grootheid en roem doen opklimmen : eene
Natie zal e g te r , al worRèlende met duizend
. rampen , die nimmer te boven komen
zonder oorfpronglyke déugden. Ik wil
niet beweeren , dat dé; oude en laatere
Vaderlanders , van den gröotRen tot den
kleenRen , braave Helden warén , allen vol
edelen moed en deugd j zonder eenigë
ontrouw o f laagheid van g e e s t: waar is
toch eene zodanige I f t i é ooit onder de
Zon opgekomen! doch dit zullen we vasthouden
, d a t , over het geheel genomen,
A » de