'gelegenheden , aanzienlyke Privilegiën aan de-
zelven te vergunnen, welken de volgenden,
by de inhuldiging, moesten - bezweeren, waardoor
het uitgeftrekt Graaflyk gezag zeer bepaald
w e rd t: dat, wen de Graaven afweezig,
minderjaarig o f onbekwaam waren tot het bellier
, hetzelve gegeeven werdt , in hunne
plaa ts, aan eenen Regent, eerst voor zekeren
ty d , naderhand voor hun leven : dat men
de zodanigen Stedehouders , daarna Stadhouders,
noemde , die foms , onder eenen algemeenen
Landvoogd over alle de Nederlanden , Honden
: dat Willem de I de laatffe w as, die,
in den jaare 15 59 , door Graave philips den
I I , tot Stadhouder over Holland en Westfries-
land was aangefteld : dat men, deezen Graaf
afgezwooren hebbende, eenige jaaren agteréén,
naauwlyks wist , by wien de Souvereiniteit,
en dus ook het gezag van Stadhouders aan
te Hellen, huisvestte : dat men, na leyces-
ters tyden , duidelyker begreep, dat de Souvereiniteit
, en dus ook het regt van Stadhouders
te benoemen , aan de staaten der byzondere
Provintien flondt : dat Holland altyd
eene Souvereiniteit op zich zelve w a s : dat
de Privilegiën der 'Provintien onverkort verklaard
werden by de Unie; doch derzelver
verdeediging den alqemeenen staaten is
aanbevolen : dat deeze laatHen, na den dood
van Prins willem den I , zich begonnen aan
te
te merken als de hoogHe Overheid van het
Land , ’t geen de byzondere staaten niet
wilden dulden , verdraagende alleen , dat z y
het bewind hadden over ’t geen het gemeene
Bondgenootfchap betrof : dat, offchoon daarna
de algeivÏÉene staaten hun gezag weer
begonnen te verheffen, by voorbeeld , in het
gevangen neemen van drie Staatsleden Qhladz.
£73) en in den aanflag op /imfterdam ( bladz.
307, 308), de Souvereiniteit der byzondere
Provintien federt niet meer in twyfel getrokken
i s , en z elfs, ten tyde van willem den III,
nooit is tegengefprooken : dat de Stadhouders,
de plaats der Souvereinen verbeeldende, en
derzelver beflüiten uitvoerende, op deezen geen
regeerenden invloed hadden , maar eene raad-
geevende Hem , waardoor de vrye overwee-
gingen der staaten niet belemmerd werden:
dat ook , na de oprigting der Republiek, de
Stadhouders niet altoos even veel gezags gehad
hebben : dat willem de I , naar Duitsch-
land vertrekkende in den jaare 1567, zyn
Stadhouderfchap overgaf aan de Hertogin van
parma, die daarop dat ampt vertrouwde aan
den Graave de bossu : dat willem de I ,
de befcherming van ’t Gemeenebest op zich
neemende in den jaare 1568, op zynen naam,
doch by voorkennis der staaten , liet werven
zonder titel van Stadhouder, welken hy niet
aannam vóór den jaare 1571 : dat men toen
G g 3 nog