naamelyk , vóór w i l l e m s verheffing. In Zeeland,
Utrecht, Overysfel en Gelderland ree-
zen hierover zwaare gelchillen. De s t a a t e n
van het laatfte Gewest lieten de verandering
der Regeering over aan de Wethouders der
Steden. Gilden en Gemeenslieden, wars van
de regeering met eenen Stadhouder , wilden
de oude voorregten handhaaven , en verkree-
gen de niagt , om hunne eigen’ Regenten te
benoemen: des Helden zy anderen aan. Overysfel
volgde dat voorbeeld. Eene opfchud-
ding te Amersfoort werdt met het ftraffen van
eenige voornaame Burgers geftild. In Zeeland
fchreeuwde het gemeen , dat de Stadhouder
’s Volks vryheden hadt gefchonden , . en een
ónmaatig gezag 'geoefend: des veranderde men
meestal de Regeering, en de gebannen’ Heeren
uit Goes ('bladz. 386) werden herfleld in het
bewind ■, ja de vonnisfen tegen hen door de
s t a a t e n vernietigd. Dus keerden die bannelingen
met vreugde terug. In Gelderland kwamen
daarna nieuwe twisten boven, ’t Volk klaagde
, dat de a l g e m e e n e s t a a t e n , willende
hun gezag in de Steden herftellen , zich een
regt aanmaatigden , dat hun niet toekwam.
De Gemeenslieden in verfcheiden’ Steden dwongen
de Regenten tot afftand , en zy benoemden
anderen in derzelver plaats. Van den
jaare 1704 tot 1717 waren de ftedelyke Overheden
alle drie jaaren los ; maar federt werden
den zy , voor hun leven , door de Burgery
benoemd. Een Plakaat van vergiffenis in
den jaare 1717 gaf eindelyk rust in dat Gewest.
----- Hierna reezen ’er eenige gefchillen
over de bevordering van j a n w i l l e m f r i s o ,
Prins van Nasfau , Stadhouder van Friesland
en Groningen; maar de genegenheid daartoe w as
zeer fiaauw. Egter werdt hy tot Generaal
verheeven. Zeeland, waar het volftrekt gezag
van w i l l e m den III af keer hadt na-
gelaaten , beweerde zulke beginfels , waarop
JAN DE wiTT het Eeuwig Edikt gegrond hadt.
’t Ging verder , toen men Prins f r i s o zitting
in den r a a d v a n s t a a t e n weigerde ; welke
uitfluiting eenen hevigen fchok gaf aan de
Vrienden van ’t Pluis van Oranje, die genoegzaam
daaruit begreepen, hoe zeer men
hem ongenegen ware. ----- Zie daar eene geheele
omkeering in het Staatsbeftier. De begeerte
naar eenen Stadhouder , zo feb brandende
vóór dertig jaaren, fcheen nu geheel en al uit-
gebluscht.
V . Maar hoe ging het met den oorlog tegen
Frankryk ?
■ A . W y moeten nu tot denzelven weder-
keeren. Ply werdt begonnen, duurde lang,
en werdt roemryk gevoerd; maar de naween
van denzelven duuren nog ten deezen dage.
’t Vaderland werdt ’er ingewikkeld , en wy
moesten, ongelukkiglyk, . de nadeelige gevolgen
meest