«g6 TAAL VAN DE RUITER.
waarna hy ’s nagts afzakte ; maar ’s morgens
vondt hy zich van hun omringd , en moest
den ftryd hervatten. Zyn V o lk , zo afgemat
door het gevegt van den voorigen dag,
dat het onder de dooden en ftervenden lag te
flaapen , kon men niet dan met moeite wakker
krygen tot vegten. Met agt gehavende
Schepen floeg hy egter door de Engelfche
Vloots; maar werdt toen zodanig befchooten,
dat hy , moedeloos , uitriep : „ Is ’er dan,
onder zo veele duizenden, geen één kogel,
die my wegneemt ! ” Niettemin , hy greep
moed , vertrouwde op g g d , en week , onder
een dapper vegten , naar de Vlaamfche
Banken. Hoe ftout toch is de Krygsheld,
wanneer hy op den Almagtigen vertrouwen
kan ! Dapperheid en vroomheid ftreeden nooit
met elkanderen. Deezen aftogt rekende- men
een meesterftuk , hooger dan eene overwinning
, daar hy met agt Schepen het geweld
van twee Admiraalen en tweeëntwintig der
grootfte Engelfche Schepen wederhaan badt.
De Vyand wilde deeze fchande boeten door
veele weerlooze Koopvaardyfchepen in het V lie
in vlam te zetten, ook door eene plohdering en
verbranding van het Eiland Ter Schelling;
maar dat 'bedryf gaf hem weinig roems. ----- •
De Admiraal tromp werdt afg ezet, om dat
hy de ruiter niet hadt bygeftaan ; maar
deeze kreeg van Frankryks Koning, om zynen
s held-
ZUGT VOOR WILLEM. DEN III. 337
heldhaftigen aftogt , het teken der Ridderorde
van st. michiel , hangende aan eene
gouden keten. ----- De zugt tot verheffing van
den Prins, van Oranje bleef voortduuren; des
Holland befloot voor deszelfs opvoeding te
zorgen, en hem Leermeesters te geeven. jan
de witt nam hem , : dikwyls verfcheideu
uuren , by zich , om hem lesfen in de Staatkunde
te geeven; doch verwylde ’t tydperk,
waarin de jonge Prins van dezelven gebruik
kon maaken. Men beweerde eerst verzekerd te
moeten weezen, dat de Prins vry was van de
hem ingedrukte Engelfche Grondbeginfelen, die
men gevaarlyk hieldt. En deeze Staatsman,
die alles leven en kragt wilde byzetten door
zyn eigen oog daarover te laateu gaan , bleef
op ,’s Lands Vloot in Zee.
V . Kwam ’e r , na zo geweldig vegten 5
geen Vrede ?
A . De Engelfchen , ziende dat zy ons niet
konden te onder brengen , neigden , zo wel
als w y , tot den vrede. Men begon ook , in
den jaare 1667, de hand daaraan te üaan te
Breda, waar de Engelfchen, in den aanvang
, zich niet reklyk gedroegen , terwyl de
staaten voortgingen met de uitrusting eener
fterke V lo o t , om wraak te neemen over de
geweldige en trouwlooze wyze , waarop de
vyand den oorlog hadt aangevangen, de ruiter
ftak dan in Zee met éénenzestig Sche-
Y pen