A . ’Er waren ook geen meer Graaven,
En Willem zonder kinderen dervende , was
’er niet wel anders * dan een Burgerkryg te
wagtcn , b y welk voorval de 'Engelfche Ko-
ning eduard de II ook een brok van bet
Vaderland zogt te bejaagen. Maar de Land*
zaaten waren tegen hem ingenomen ; en mar*
gareet , willems Zuster , en derde Ge-
maalin van Keizer lqdewyk den V , fchecn
het meeste regt tot de opvolging te hebben.
Vermids Holland , Zeeland, Friesland en
Henegouwen , als deelen des Duitfchen R y k s ,
werden aangemerkt, gaf de Keizer ook in*
dedfiad de inhuldiging deezer Landen aan zy-
ne Echtgenoote , verklaarende dezelve onaf*
fcheidbaar , om dus Engelnnds doelwit te
verydelen. Dus werden vier Gewesten aan.
ééne Graavin , tevens Keizerin , onderworpen,
By haar vertrek van hier gaf zy het bellier
in handen van haaren tweeden Zoon , Her*
tog Willem , die door den Keizer tot Op*
volger zyner Moeder benoemd werdt. Na
het einde des tweejaarigen beftands met den
Utrechtfchen Bisfchop , greep deeze Geestely-
ke Willem aan , waarop zyne Moeder (de
Keizer was onverwagt gellorven) hem de drie
eerlle Gewesten afllondt; doeh Henegouwen
met een jaargeld voor zich behieldt. Dan ,
geene zekerheid van de betaaling hebbende,
keerde zy naar Holland terug , en nam het
bellier daarvan weder op zich. Maar , wil*
LEM, ziende de ongezindheid Van veelen om
onder de heerfchappy eener Vrouw te Haan,
liet zich op nieuw tot Graaf van dat Gewest
inliuldigen, Z y , hem vreezende, nam de
toevlugt tot haaren ouden vyand, den Koning
van Engeland , wien zy door voordeelige aanbiedingen
op haare zyde haalde. Zodanige
tweefpalt tusfehen Moeder en Zoon was een
voorteken van nog treuriger gevolgen. Een
akelig tooneel van verwarring , oorlog en
moord werdt in het Vaderland geopend , dat
niet dan met lidderjng kan herdagt worden;
want de Landzaaten moesten mede, by die ge*
fchillen , meer verdeeld raaken. willems
aanhang kreeg den naam van Kabeljaauwfchen,
met zinfpeeling op groote Visfchen , welke de
kleineren verüinden. margareets vrienden
noemde men Hoekfchen, doelende op de fcher*
pe hoeken, met welken men de eerllen vangt,
De eerllen droegen , onderfcheidshalve , roode
bonnetten ; de laatllen mutzen van gelyke ko-
leur. 1 In Utrecht was het niet veel beter
gefield, dewyi men ’er ook twee partyeu
vondt-, voor en tegen den Bisfchop , met de
wapenen in de hand. ------ In Gelderland zag
het ook donker uit, Hertog reinoud hadt
eenen loamen aart en een bekrompen verband
; zyn Broeder eduard ’ t tegengellelde :
dgg voorzagen de Steden den naderenden llo.rm 9
E 5