de heerfchende neiging en de waare geest des
Volks gansch edel waren, en, fchoon dikwerf
op ’t oog verminderd , tot heden toe zo ge-
bleeven zyn.
V . Welke bekoorlyke trekken maakt G y
van onze Gefchiedenis ; welk eene tekening
van ons L a n d ; welk eene loflpraak
geeft gy van onze Imvooners!
A . J a , wel eenen verdienden l o f , maar
geene vleiende grootlpraak ! En waarom zou
ik U , in den aanvang onzer Zamenfpraa-
k e n , meer belooven, dan ik magtig zou
weezen U naderhand te geeven ? Laat my
U niet verder ophouden met eigen’ getui-
genisfen 5 maar uit duizenden , door Uit-
landers van alle tyden aangaande ons Vaderland
gemeld, één uitkippen , dat onlangs
door eenen kundigen Vreemdeling,
naar wiens verftandige uitfpraaken de tegenwoordige
Vorsten van europa zelve met
greetige ooren luisteren , in deezer voege
ons toegezwaaid werdt: „ De Inwooners van
Nederland hebben aan den grond , dien z y
bewoonen; aan de vaarten, welke zy be-
vaaren ; aan de velden , dien zy bebouwen
; en aan de vloeden , die hen be-
fproeien, zelve den vorm en de gedaante
gegeeven ! Naarftige , eerlyke , vreedzaame,
dappere Inwooners hebben . het Vermogen
en de Vryheid, die men hun benydt,
verkrèegen door aanhoudende poogingen ,
waarvan men in de Gefchiedenis der Men-
fcheii geen voorbeeld vindt , door eenen
tagtigjaarigen oorlog en herhaalde overwinningen
in alle deden der Waereld ! Eene
Natie , die zich in allerleie foort van eer,
en luister van Wysgeerte , Weetenfchappen
en Letterkunde heeft doen uitmunten ; en
die , in dit opzigt , even als in alle anderen
, oneindig verheeven is boven de
halfbarbaarfche Overwinnaars , die haar willen
verflinden! ” ------ Zie daar het getuigenis ,
door eenen onpartydigen Vreemdeling, van
ons gegeeven.
VI Maar wat houdt G y voor de voornaamfte
oorzaak van de opkomst en de duurzaamheid
onzer Vaderlandfche glorie?
A . Z y moet gezogt en kan gevonden
worden in deeze drie voornaame redenen :
in ’s Lands gelukkige ligging , waardoor-
hetzelve eene voordeelige betrekking op geheel
e u r o p a kon krygen : in den nyd
der Nabnuren , by den aanwasch van des-
zelfs vermogen tot heden toe , waardoor
de een deszelfs bezit aan den anderen
misgunde : en in ’s Lands juiste grootheid
, dewyl het niet kleiner moest weezen
, om niet te deelen in de veragting
van magtige Nabuuren ; en niet grooter ,
om niet neêr te ploffen onder zyne eigen’
A 3 ver