III': 1
I i -
jf
t ! •
.."ii .
N A T U U R
het IV. Boek 17. kap der Inßitutien. Doch
voor den Joden was het ten eenemaal eene
onnutte lall der Aarde, noch tot OfFerbanden,
noch tot fpyzen, noch tot andere gebruyken
bekwaam.
Daar lyn redenen, dewelke anderen bybrengen
, of fteunende op valfche Overlevcringen.
of weg te zenden buyten de venfters
der Wysgeerte, of onduchtige. By Taatits
leezen w y Hiß. V. De 'joden onthouden zieh
van het Zwyn ter gedachtenis van de nederläge
, om dat V eenige tvd de Schürft hen had
hemorfiy aan welke dlt Dier ondirt&orfen h.
Kallißratus by Tlutarchus Sympos. IV. ßoek,
j . k a p . Dat de Joden een Zwyn eerbieden,
gelyk de Egyptenaars, als het welk met den
uytterften fnoet, de Aarde orawroetendehet
ploegen het eerl l geleerd heef t , en het gebruyk
van het Ploeg-yzer, het welk hunis wörd genaarat
van hue een varken. Op dezelve plaats
bl-engt Liiw/irii/aj-vier R edenen b y , dewelke
alle by den anderen naauwelyks boven de
helfte dosgen. j. OmdathetonderdenBuyk
plagt te wezen, Fol melaatsheidy en puysjes
van fihurft. 2. Om dat 'er geen ander Dler is,
dat zieh zo zeer vermaakt in den flyk en in
vityle en onreine piaatzen, üm dat het
nooit den Hemel aanfchouwd'als op den rüg
leggende. 4. Om dat Monis van een Zwyn
is omgebracht, welk zommigen willen dat
van Bacchus is bemind g e w e e f t , anderen meenen,
dathy ßacf^aj ¿elf is geweei l , welken
d e Joden hebben gediend.
Uyt d e i e redenen van L^zw/rii^iftj- is de tweed
e «laar alleen van eenig belang, te vergelyken
MaimonidesMore Nevochim HI. Deel,
48. kap. 'De alderkrachtigße reden y zegt hy,
ahjaarom de IVet het verkens vleefih te eeten
ms heeft verboden^ isde vnyle morfigheidder
zwynent en om dat zy veele en vuyle dingen
eeten. fVant gyweet ^ boe naaivwgezettelyk de
IVet alle vuyligheden, en alle onreinheid heeft
verboden, ookopdevelden., enindelegerflaatzen,
op dat ik niets zegge van de Steeden.
Want by aldien het geoorlofd wäre zwynen te
eeten , zO zouden alle hayzen en ßraten veel
morfßger zyn dan de mefih^en sn heimelyke
gem/tkken. üok is het geenllins om niet, dat
d e Jhalmudißen verzekercn, dat die van een
Varken eetgevaar looptvanMelaatsheid. Zo
leeftmen in de Ißs van Flutanhus; In de lic/jatnen
van de gene^ die Parkens Melk drinken^
komt de MeUatsheid voor den dag, en de
ßherpigheden van deßhurfie. Hetzelve heeft
c_/iJiaHus het X. Boek, kap. i6. dat die > die
Varkens-melk eet y met kwaadzeeren Melaatsheid
zal vervuld worden. Ik l e g , deze aanmerkingis
geenffins nietig: wy Geneesraeellers
weten, hoe vele ongemakken iiet eeten
van Varkens-vleefch het lichaam loebrengt,
voornamentlyk den genen die deScheurbuyk
hebben, die de jicht onderworpen zyn, den
K U N D E . 37 9
Schurfdigen, Melaatfchen, en in her algemeen
aan allen, die behcpt zyn met eenige ziitige
ongematigtheid des Hloeds. ofeenefcherpigheid,
alwaarom niets gemeender , dan van dlt
Vleefch of alle, ofgcrookten gezouien ,nuttiging
te verbieden. En dcze aanmerking is
van des te grooter gewicht, hoe warmer de
Landftreekis, zynde de ziitigheden der Lichamen
me^r verhcven of fcherper gemaakt»
hoedanig waarlyk fudea is geweeft.
Uyt het tot noch toe gezegde blykt het,
z o ik wel vermeene, dat 'er Natuurkundige
redenen van dit Verbod zyn. Deze hadden
de Kerkvaders over het hoofd gez ien, ofverzuymd
van degezondereWysbegeerte, ofal
te grooie liefde totdeLeenfpreuken, en alle
dingen hebben zy op de zeeden toegepaft,
Z o verftaat Klemens At /llexandryner'Fadag.
III. ß o e k door de Zwynen zodanigen, die door
lichamelyke wellußigheden , en drekachtige
fpyzen y en door onkuyßhe kittelingen jeukerig
tot den verderplyken welluß van Onkuysheid
zieh «ytlaten. Insgelyks Strmat. II. ß o e k zegt
h y , dat hetZwynen-vleefchals van veel voetzcl
nuttig is voor die gene, dewelke het lichaam
oeßenen (worftelaars) maar den genen , de»
welke trachten de Zielte verrneerderen , niet
insgelyks , wegens de botligheid , welke het
eeien van dtisdanig vleefch vcioorzaakt. Niva^
tianus dt yoodßhefpyzen kap. 3. VerllaaC
door dennaam -^zwZwyn^ een morßigen ßordig
leveny en dat in ondeugdelyke vuyligheden
vermaak ßhept t zyn geluk niet in de edelmoedigheid
des getnoeds, maar alleen in het vkefib
ßellende. Zoortgelyke zakenheeftI.<<fcrÄ«/;«f
inßit. IV. Boek, 17. kap. Trocopius over
Leviticus. Dusdanige Leenfpreuken dienen
dikmaals op den Predikftoe!, alwaar de Toehoorders
zo zeer niet door de wetten der
Natuurkunde. dan van de Zedeleer moeten
onde)Techi worden. De groote Bocbart zelf
II. Boek, sy. kap. verllaat toepaflenderwyze
c p de redenen van het Verbod door den
Wetgever uytgedrukt door de Herkaauwenden,
die de fpyze der Ziele, dai is het
Woord GOOS door geduurige ovcrdcnking
wederom nerhalende zodanig kaauwd cn bek
o o k t , dat hy het aelve in zyn voedzel vcr®
ändert. Enhyzegt, datdeGeeftelykeMenfch
de klaauwe geklooft heeft. die alle dingen
onderfcheid en oordeeld, op dat hy, na alle
dingen te hebben bcproefd, dat behoude,
dat goed is. Dus heeft een iegelyk zyne be»
minde lief: een Liefhebber der Leenfpreuken
de verbloemde Spreekwyzen, een ^atuurkundige
de redenen uyt de Natuurkunde gehaald,
dewelke dikmaals zelve de zeden, of
de gefteldheid tot dezelve, veranderen, en
tot welke zy gevoegclyk kan vereenigd worden,
welke ik boven uyt Klemens den Alex'
andryner hebbe bygebracht. De vette fpyzen
waarlyk, (van vet nu overvloei jende Varkens)
D d d d ve r -
m
B i ' '
Im
' i'
I' -I
i H "
l-l)' •
i i -
rK