' ' I V . i
¡ ¡Í'!'; I
^^ V': ".i
il ; I ' ' I
,. ' i
. ti.
' : i'
•I:;!::
364 G E E S T E L Y K E
Vuui- de Veßaalfche Nonnen aanbetrouwd.
De Brachmans geven voor by Ammianus in het
XXlíl- Boek, dat by ben y zo hetmaggeloofd
•worden, ook het Vnur van den HemelgevaUen
eenwige haardßestjes bewaard. Andere
Voorbeelden van dit zoortgaikmetftilzwygen
voovby. Men leeze dezelve by Bo.
charí Hieroz. i. Deel II. Bock, het 35. Kapittel.
P R I N T B L A D CCXXVII.
"Doe ging een 'vyr w^t njan het aange^jcht des HEEREN y ende'verteerde^^ : ende
X.J ßorven voor het aange^icht des BEEREN. Levit. X. vers 2.
JVie dürft vrcemd offervuur op 't heillig Alt aar brengen ?
Wie dürft het aardfe met het hetnels vitur vermengen?'
Hekas! 't h NADAH e» ABIHU, die 'r beßaau!
6 Zoom van Aaron ! hoe zal deze daad vergaan ?
Keerd, keerd te rug^ eer gy GODS gramfchap doet ontbrandevi
Hy eiß een andren gloed by 't werk der offerbanden :
Maar ach! gy blyft verhard, en nader A het alt aar,
Keerd Broeders, en ontvlugt het drsigende gevaar!
Ik zie de blixem reeds door zwarte voolken brekeny
Een alverßindend vuur tot ww bederf onlßdken:
Daar valt het oJ> u'ne&, enzengd. en brande en blaakt
V dödelyk, otn dat gy het Altaar genaakt
Met ander offervunr, dan V ^en u is geboden;
Gy zondigde door V vuur, dies moefi het vuur u do'den j
En tot een ieken zyn van GODS regtvaardigheid,
Verbände friefteren! wie heeft u dus misleid?
Niets dan de hoogmoed van wwe o^geblaze zinnen.
7)ie deed u ddze daad te rmikeloos beginnen?
Maar God heeft u geßraft, orn aan den Ifraliet
Te tonen, dat hy 'juil, in V geen dat hy gebied^
Gehoorzaamd vj^zen, en zig niet zien tegenßriiven
Door ßervelingen i die Hy alles heeft \
Wy hebben een weinig te voren gezicn
V^uur door een Wonderwerk de Üfierhanden
verteerende, die GOD aangenaam
M'aren : zie daar nu dezelve verflindende
Hoofdilof verreerende zelfs de Prierters »
Verächters van het Heilig Vuur, ende invoerdersvanVreerad!
dat isgeweeiteenTekenvan
de GoddelyUe gunite , die van Gramfchap ,
beide verwonderlyk. ''Dit waarlyk> hec welk
dodelyk geweelt is voor Nadab en Abihu,
Aarons Zoonen , volgens de geluigenis van
Mozes denOom, ginguit van het aaugezichte
des HKERli'N, gevallen op de overtreeders
van GODS wet, als uit een werktuyg , aanilonds
zo als z-y vreemt vyer gebrach
voor het aangezichte des HEEREN; V weUi
hy hen niet geboden hadde. vers i. op dat opilaanden
voet door Vuur zouden öerven, die
door Vuur hadden gezondigd. Hoedanig
dal zelve is geweert, of van blixem. zo als
het fchym , of ander. J5y aldien het van
Blixem is geweett, is het geweeit verflikkend,
niet verteerend. Dat zy niet tot allchen zyn
verbrand blykt uit het 4.. vfrs, alvvaar Mifai'l
cn Elza/>han^e]nl\ zyn geworden hunne» broedercn
iueg te dragen van voor het Beiligdom,
tot buiten het Leger y en uit het 2. vers. zelf,
waar in zywoiden gezagtge¡¡orven te zyn'voof
het aangezichtdesH\i'iL\kZ^, niet in allchen
tc zyn vervallen.
P R I N T B L A D CCXXVIII.
IVyn ende flerl¡eii drank, en sji/i gy niet drinken, gy, noch um ^anenmeta,
gam zßlt in de tente der 'tXitmenkamße, op dat gy niet en ßervet: het eeti'e
eemvige in^ttinge onder mve geßagten.
Ende om onderfcheid te muhen ttijjchen het heilige, ende tußchen het onheiUge: ende
tußchen het onheilige: ende titjfchen het onreine, ende tußchen het rejne,
Emie
l^EVITItn Cil].. X. V, 2.
Ij^iie pcccaiites lo iie iicCiinlii
III,'?5iu-f; inul t a
[unef-^euet- ydHef frem-ien ^ e i
ijlli'»'?.»,.'.'
l i :
ijiv'i j
•il'!'
Hv
fi '11.!
I r - ^ ì ,
••!-•• • •
il''-
• • mH
f 1 Í "¡ili
1 L ' •i "'.'¡ MÍ''-
' '
p
v'
Ì i .
' •: 1
j