il
tli
. ii
E n uwe Torens zigbefpieglen in haar ilroom.
Ib'twaarheiil?zwaargebouvv,durftgyu,%»ndcn zoom
D c r a a r d c , totm'tdicpvan'tbruiüendtiuc bccro^-
Vaar hecn, tk wyk, om my aan 't vafte laiidte houw
Hct dood cn IHnkend Aas o 58-My dunkt deonr c inhc idvonltgmconeitv irke ewdasavr aikn aggaf,r e i i
A! wat mv voorkomt ftaat my ais verägt tc vrczen ^
GOOS weL gebicd hetdat hy zal onzuiver wuren,
Wie dat het aanraakt, tot dat de avondltond genaakt;
]a wie dit vé vervoerd heeft zig o
Enniüctzynkledcreninzilvrev
Als 't iivoadligt g ena akt , wecr re
J;i zelfbh ft hv zo lang onzuim- r
Zo hoog is Iffael de reiiiheid vooi
Omzignaarziclenlyf^op" " ' '
•ein gemaakt,
tcrplaíTen,
en ziiiver waffen,
ar G O D S wet.
. . . . . . . . — , - -i- - -t te bewären;
Maar ract den avondilond hoord hy zig rem verkla-
Zvnklecd'ren zyn ver ichoond, hy heeft de wet vol^
• daan.
IMaar laat onze yver in 't befchouwen verder gaaii,
Biintb. i59 Daar ons de trotfle Leeuw met zyne llem komt groe,
ten.
Durvc ik de Koning van het wild gcdierteontmocten
?
6 Ja! 'k ga op 't gelei der Goddelyke W et ;
Geen wreev'Iig ondier dat zig tegen my verzet ,
Z o lang ik y\'er om de waarheid te agterhálen:
ó Neen ¡ 't gewyde Woord doet haar Heeds zegeprálen.
Wyk Leetiiv, gy zvt onrein, hoe raagtigdat gy zyt;
De trouwe Uond, die v a akzyn Meeiters erfbe^xyd
Voor vreemde Rovers, moet dien fchand naam wel
verdrágen,
Dies kunt g y , nog de K a t , nog M p u niet beklagen;
Vcrtrekdan wyl ge in't ende aan mjuge z igt verveeld.
Ptinib. Ifio Met Weiehje, dat in de Tchiále duinen fpeeld,
Word mct de vuile M de tafel ook verboden;
De Muij en Roi zvn mcde een afTchrik voor de Joden j
Ja dcze vier verbied hen G 0 D door Mofis mond,
Op dat zy vall ftaan in het opgeregt verbond ,
En nooit icts doeu het geen de Godheid kan mishág
e n ,
Maar zig naar 's hemels wet iteeds rein en zuiver drágen;
•\Vyk dan onrein gedrogt van het Natuur-tqneel.
'k Öntvlugt u , maar my vait nog erger lot ten deel,
Want uw geraamtekomtmy op een nieuw te vóren.
ó Schrand're Ontleedkunftllaat u ditgezigt bekóren,
' t Mishaagdm>-n Zangheldin, dies wyktzy hier van
daan.
Maarhoe! waardwaalik? 'kkan'tonreinenietontgaan,
piintb. I i i . I lier kwaakt de Kikyors, daar laat zig de Padde «Ji -
fchouwen,
•\Vie dürft zig langer by die ongedierf vertrouwen ?
Ti'^Schilpad^ ScincHSy jadebruineÍc/wía/zweefd
Kontom my waar ik ga, myn boezem heigd en beefd,
Dies hópe ik,zo ik kan,dit wangedrogt te ontvlugtcn.
Maarhoe! waar heen ? wat ramp liebbe ik op nieuw
tc dugtcn ?
rrimb. itfi. 'k Zi e d' Egel, die my met zyn Tchcrpe pennen Ruit,
De H.i^f^i'/verfierd met fierren op zyn huid.
De Fret^ die't fclmuw Konyn wcct naarfHgopte
Tpóren,
E n met zvn ichcrpe fiiuit door duin en borg te boren,
Tot in het dicpfte hol , daar't vlugtig beelljeleefd
E n voor den tocgang van dien wréden róver beeft,
Komt met de Kameloen aflchuw'lyk my voor oogen,
De Salamander kanikookgeenzintsgedógen,
Schoon dat hy h y , zo men z egt , in vuur en vlammen
leefd.
En in die Hoofditof vry en onbefchadigd zweefd.
WyktMonllers! wyktgy zyt onrein van GODverwézen:
Maar wy! ik d'een' öntvlugt moet ik voor d'and'ren
vrczen.
De liAgedis , die iteeds omilingerd met zyn i l a a r t , Ptinib, mj,
T)<tgrocne, hoe hoog in Italic vermaard,
Ja ii\ Bononi'c om zynen iinaal^epr?zen,
Ell de Cicilia moet my een aflchrik wézen,
Met de ¡guana, fchoon zy eiders zyn beroemd;
'üa Lriz.<inenz.e ^ Wietzen blíinHwen'ksp verdoemd
Z i g , door zyn Hánen-kam, verägt, onrein te wéren.
Wyk ongedierte! wyk, ofwilmyn gramfch^ vré-
Want zo gy ftand houwd vlugt ik van deez'plaats van
daan.
Maar hoe is't mogelvk de onreinheid iiier te ontgaan?
Daar komt het dóde Vé afTclmuw'lyk my te vóren,
Ja h y , dic't aanraakt is d'onreinen naam befchóren,
Tot dat de held're zon in 't weile nederdaald,
En't klced gezuiverd word,daar't zuiver water Ilraald.
Het aarde-Vat, fiet geen befmet i s , word verbröken;
Jazelfshetgroeizaam zaad word geenzints vry gefpróken,
Wanneer iets van dit aas valt op den vrugtb'ren
grond;
Ja wie iets van dit vc geproefd heeft met den mond
Is onrein, tot het ligt van d'avond is verdwénen,
E n dat 't begin des nagts op 't aardryk is verfchcnen,
Dan waft hy zyn Gewaad en word wecr rein vcrklaard:
.1 let aarde Vat ^ dat eens beßiiet i s , is onwaard
Om ooit ten dienlt te zvn, maar word terftond verbroken.
Waar heen! ik voel myn bloed door fchrik in d'ad'ren
koken!
Een hcir van ongedierte ontmoet my waar ik ga. ^. ,
D e f c h r i k k 1 e ^ / > # « , ení/4»x«waarikíta
Vcrzellenmy, gevolgd v a n , dievoitoren
AI ziffende van ver iiun vuil geluid doen hóren:
Ds Wörme» ^ Rufpen ^ en A i /wWw met elkaär,
In deze wildernis, vergróten het gevaar,
Terwyrtgevlaktj"ír^íHímydreigteen wond te géven.
Het alierfelfle hart moet in deez' woeilheid bcven.
Daar Rufpen , IVormen en Salmanders t'zaam' gepaard,
My fclirikken doen alsik myne oogeniflanaarde aard'; .
En wende ik die om hoog,ik kan nogzien noghóren,
Z o fliord het vuil gedrogt der Vlinders om myne ooren,
(nyn.
Terwyl hetwreed írrr/fnrfpuuwd metzyn fcherp fe-
Beef, beef myn Zangnimf! 't is niet veilighierte
Komláí vlugtcn om een beter lugt te aanfchou-
'k Genaak eerbiedig 't bed dcreerllverlofte Vrou-Prin!b,t«'1
Op dat ik'zie 't bevel der hoogile Majefteit.
De grote GOD Jtelt hier een merkklvkonderfcheid,
Gelyk ons Mofesmox\Ain 't heilüg boek doct hören,
OfZoün,of Dogter word uit 'sMocdcTS fchoot gebör
e n ;
\^'ant is 't een Zoo» is zy na zcven d-igen tyd
Wecr rein en zuiver, ja van alle fmet bcvryd,
Maar van een Dogter cluurd dit uitftel veertien dagcn,
Dies word aan 't Mann'lyk-krooil den eernaam opgedrägen,
Dat het de Moeder eer wecr rein en zuiver maakt,
Waar op zy het altaar eerbiediglykgenaakt,
Om daar een y^riglam, o^Duive» op tc dn'igen „ .„u,(,.
Na haar vermögen is. G O D vind ccn welbchagen
Wanneer elk oflerd dat in zvne magt bellaat.
'k Vermy het Kinderbedde en val in erger kwaad,
Dzixmy Melaarßin, waar i k g a , o f lU, ontmoeten, piimb.;«'
Zal 'k hcn oiitvlugten, of met medcdögen groeten ?
I let laacilie is mynen pligt. Elendigen houwd rtand !
Kcert
Keert tot den Pr ief ter , en vertoon hem uwe hand
OfbecH, om . kan het zvn, dit onheil af te wéren,
En wil u need'rig tot ds hóge Godheid kéren,
Op dat zy u herfteld in een gezonden ftaat.
'k Ve rmyhi e r ' t e ene, enftraks ontmoet ik 't and'i-e
kwaad:
jiisbii^Do aftchuuwelyke kwaal heejl ú^m'thoofdovixMkcn,
' t Z y VrouwofMan, wanneerde onreinheid is geblclcen,
"Word hen door'sPriefters mond Voor z.eveii dagcn t j d
De af-^ond'ring aangezegt , cn is hy dan bcvryd
Van dcze vuile kwa a l , hoord hy zig rein verklären ^
Zonietmo'ethemnogeensdeafzondcringbezwáren,
Tot dat de Priefter ziet dat 't kwaad is weggegaen,
En hy de tyden der afzond'ring lieeft voldaan:
Cieluklüg is hy die zigzuiver kan vertonen,
Om weér het ofFerfeeft dienilpügtig by te woneh;
Tiin;^ ¡-P' Maar zo de kwaal zig Read in L:ci- of b-tard vertoond,
Hy is onrein, en van dien íchandnaam niet verfchoohd;
Maar is zy JVii, iiy rrtag als zuiver weSr vertreklcen,
H t t uitgevalle Haer kan hem geen fchande llrekken •
Hy 's rein cn zuiver naar het Priellerlyke woord.
Maar zo een ride vlalißen huid heeft doorgcboord,
Is hv onrein, en moet gants afgezonderd leven,
Tot hem de Godheid heeft een beter Ibaat gegévcn.
fii3:i).i7'' Nu word het iy«¿doorzogt , oft is Oefmet o f « ; ' « ,
De Priefter, die het zelve op 't allernaauwft' bezict ,
Gebied 't befmette kleed door vuur te doen vertéren,
O f , is het moog'lyk de befinetting af te wcren,
Het kleed tot tw<5maal toe te zuiveren in 't n a t , {vat,
Op dat het lighaam niet door 't kwaad worde aange-
Maar rein en zuiver van befinetting word gehouwen.
W¿l aan,laat ons het feeft der Reining aanfchouwen.
íi¡iiib.i7i- Tifé zuiv're Vogeh fteld men in des Prielters hand ,
Daar de éeiie woidgedood en de and'rc in blyderftand
Word zyn voorgaande vlügt en vryheid wCCr gegcven,
Om op zvn wieken door de ruime lugt te zwcven;
De Onreinen word met i>li>ed en water t'zaam' be^
fprengt,
Na het door áTzoop-takJis onder een gemengt;
De groene Ced'renftruik_^ en 't gloeijende ScbarUkp*
Zyn offergiften om de Onreine rein te máken,
Daar 't eene Vogeltje geruíl in vrvlieid zweefd.
irimb,i-j Wanneernudeagtftedagz^-nhelderlchynfel geeft,
Moet hy , die nu eeril wecr de reinheid heeft verkrig
e n ,
Twc volle L-immereti opofi'rcn voor die zcgcn
Met een voljáñg Schaap.Vooxts eift GODS Majeftcit
Meelbhcmc en Oly, tot een merk der dankbaarheid ,
Als een Sbpcffer aan den Altaai- op te drágen,
Om dus door need'righeid de Godheid te behagen.
Piinib.i74 N u t r e f t h e t iioogbevel de ¿ /«Vb, die bcfmct,
Gezuiverd moeten zyn naar de allerreinlle wet,
Die de Opper-Trcoiimonafg zyn volk heeft voorgefelircvcn:
Indien de kwaal nog na de zuiv'ring is geblcven,
Word 't gantfie h»is verdeigt, cn tot den grond gedl,
j a die hem aanraaJit heeft den zelven naam verkrí-»'
geni
I ly 's onrein tot de zon haar dagv-aart heeft gedaan ,
Dan moet ¿zivc.ßng van de onreinheid hem ontilaan;
Ja alles is befmet waar op hv heeft gezéten
Het mrdcl Vif word llraks aan itukken weg gefincten,
Zühy'theeftaangcraakt. Dusblyfthy, totdetyd
Van 5:f£/f«<¿-w«hcm wccrrcinigd cnbevryd
Van dcze \'uife fiiiet, om voortaln vrv te íéven. ,
Aanminn'geZangliddin! ach! wi! het my vergeven,
Myn loopbaan is te kort om alles naar tc gaan,
Een Vromt' die VUeijbaar is kan hier ook niet bcftaan, P"'«''.
Zy word onrein gcnaamd den tyd van z.e-ven dagen,
J a wat zy aanraakt moet dien zetven naam verdrágen,
En die maar iets van 't geen door haar befmet is
raakt
Word ftraks onrein verklaard tot de avondilond ge^
naakt,
E n hy zig zclven en zvn kleed'fen heeft gcwaffen,
By dé ondergaande Z o n , in zilVre waterplaiTen. ^ . ^
Jiaar wat ontmoete ik hier? een heilloos Vloekaltaar !
Waar op een vuile Ätf^word aangebeden, daar
Het heilloos oflerfineuldom de Oppermagt te h6-
Is 't moog'lyk Ifracl ? wie kan u hier verrchóncn ?
Zweefd 't vuig Egypte met z v n fnódc afgodery
Nog door uw zinnen ? blyft die zielfmet u nog by ?
Z o viugt ik van u cn van dcze vlockaltá
L a a t , laat de Epyptcnaar dien gruuv
r e n ,
H v e e r ' z y n i f i s , ofOiii
W'yktlfralieten! wn,kt
Deez' gruuwel dienf t , (
tevergen!
Ik vlugt om m'v voor uw
Nu treft het hoog bevel de Bceft
E n hoe dat ieder zoort moet zy
Geen twederlct üejlagt mag zig
Ook mag men "t groeizaam zaad geenzints te
brengen,
e aanflaande ftraf t
Op dat het eene niet met 't and're w
Maar dat elk naar z\n aardt we£r
brengt,
Waarom men 't ^^aaibaar land in di-l,
.-Idicnilbewä
mhonds-
Maa
Zai'
n tu Ifen
huiswecrrc
:t kwaad i
1, alshci
zen
ic't vorder loopt,
is geweeft voor de
Maar zo lang't is befmet ftaat 't ieder een te vrczcn;
Want hy dW daar in ßaapt word ftraks onrein vci
klaäi-d
De harde ft.
Maar heeft
fclirómi
Een nieuwe
komen.
Een j \Ln, die vloeijende is komt als onrem tc voor \
Men leen het hoog bevel der Godheid thansgehoor.
t Is al eureitt waar op hy ^ t o fhe e f t^f / fgi«,
i s , ofzyn
! begeeftLm
God geen meér tot wraak
e bergen,
aardt,
;paard;
ir hun
Wataangenámeglar
'tIsvrouw'?í'¿íw.;»-í
Die elk met Maät .
. loon
A'an ondeugd, ofv:
rd vermengt,
vrugt te vorcii
moeft verdien,
le oogen Ipelcn?
ip haartroon.
:'kv
^/ji/W, gczetci
n Scha.il toemeetenweegthct
deugd,om ieder' t zyn te geven.
Regtvaardiglieid daar gy ten zctel i) t verhcvcn,
Daar word de Goude troon der deugden opgerigt,
Dew\ 1 het Ihood bedrog voor't fcharpeWraakzwaai-ci
zwigt,
E n tragt deWcegfcfaaal der onzeidigheid te ontvlug-
:allebo
ivoordit kwaadzclfsn
, gelyk de mens, de onrc
tbewaard,
iheidook te
inlieid zie 'k liier voor myne oogen
ö H e i l l i g R c g t ! vooi „ .
Want 't wToegende gemoed vrecsd voor u , waai hdc
gaat;
De Weegfehaal in halans, eene onverkorte Maat
Zyn de ed'lc t ekens , die hcc rein gemoed -i'crtönen;
Het tocgeblindgcz.igt drcigt niemajid te verfchönen,
Die door zyne cigenbaat haar ftraiTe wetten fchend.
Bloei cn maak de deugd bekend.
Als gy de boosheid voor uw fehaal en zwaard doet
Wat zie ik ? wie word hier van het Altaar verwC-zen, P:
De Blinde en Kreup'le zyn den oflerdicnll ontzeid,
Op dat dercinheid van de hoogfte Majeftcit
Aan Ifraelzigzoii in eene Ibhets vertonen;
'cis'thoog bcveliwie kan 7.jg van dien laftverrchonen?
Wie manks leden hecft vermag geenzints 't altaar
Gcnäken, in den rei der Priefterh ke Ichaar,
Maar h j bh ft altoos van den offcrdienft verftiken,
Sclioon Lc\'i-s afkonülvooi zyn vryheid fchynt te
iprckcn,
^ 't i s
d l
i :
fei
.Jjll'l