" l .
i;:::
N A T U U R K U N D E. 34 5
llen, dcvvelkewillen. d:ic Aaron, mectoellcmniing
van Mozes , door eene gewin/uchtige
lircek uyt hct goüd den liracifeccu door eetl
GodrvruchtigbcdrogitfgekmVelc.enzich toegeeigend
hebbende. inderdaad eengoudKalf
gemaakthcefc, maarnade'rhani, indeplaats»
een verguld HonteKalfgezet, en dat te hebbinvcrbrand,
en de allchen aah de Ifrae/iieh
niet van het goudc, niaar van her höuce, te
drinken hebben gegevcn.
-Mgt, ¿At b-iältydmeteengeblanket en verlieht
hoofdhaer is geweeß. Kn de Vermalinq, verklaard
de zeer geprezen Schryvei- zooJanig,
dat Mozes het Kalf allengskens heeftgewreeven
, en zo door wryvcn' tot fchaafzel gellampt,
zo dat de affcfiaafeels van het Goud
zo klein zyn geweeil, als waren zy in een
rosmolen klein gemalen.
\Vy verklaren voor godloosde kwaadfprekendheid
vau dezodanigen onderdeOngodi-
P R I N T B L A D C C X X I .
Btidehy ,'Uozits ,iiiasaldaarmet den MEERE veertig dagen, ende-veertignachten
hy en atgeen brood, ende hy en dronkgeen ivater: en Hyßjreefop de tafelen de wosrden
des Verbands, de tien woorden.
Ende het gejchiedde doe Mozes van den berg Sinai afging {die faee tafelen der getuygenißen
nu waren in de hand Mozes, als hy nan den berg afging ) zo wiße MozeS
niet, dat het velzynes aangezicht glinflerde, doe Hymethem fprak.
Als nu Aaron ende alle de hinderen Ifraëls Mozes aanzagen, v.et, zo glinflerde het vel
ynes aangei^chtes, daarom vreesden zy tot hem toe te treeden.
Doch als Mozes voor het aangezichte des HEEREN kwam om met hem te fprcehen, <(?
mm hy dat deckjel a f , tot dat hy uitging : ende na dat hy uitgegaan -was, ^o [frah hy
tot de hinderen Ifra'è/s dat hem geboden was.
Zo zagen dan de hinderen IJraäs het aangezichte van Mozes, dat het vel van Adozes
adngüiichte glinflerde, derhalven dede Mozes het deck fei weder op '^yn aamrezichte i
m dat hy inging om met Hem tefpreeken. Exod. XXXIV. vers 28. zp. j ö ^ j - j . 3 j ;
Wät wonder brcngt de Mmgenâheid
0ns laeder op een nieuw te vdren ?
Wat gtoed, Wät glms vol Majefteit
Zien wy op MOSKS ßanz^igt gloren?
Een glans, die 't oog niet kan weérftaan,
V Geen hem doet "t aangezigt bedekken-,
V Volk ziet hem met verbaafiheid aan^
En voeld het hart tot Vrees ver-^ekken
Zo laug die gloed, dat fchitfrend ligt
Blinkt om den GODS-heram zyn wezek
'Dies dekt ¿y 't glimmend dangezigt^
Waarom hem de Ifraliten vre'zen.
Maar als hy de opper-Majeßett
, Cenaakt, isoord 't dekzel afgetégen,
tly Voigt G ODS wil en hoog beleidt
En ziet zyn Scheff er voor zyne oogen.
Hier hleek het uit hoe hoog, hoe waard
Of dat het Volk geruß, bedaart
Zig of zyn woorden zoa vertrouisen.
OVer het Wonderwerk van dit veerrigdaagfche
Valien van Mozes zal bekwamer
gelegentheid, dan alhier om van te fchryzen,
zo GOD wil, worden gegeven, wanneerikzalgekomenzyatot
het tegenbeeldige
Vaften, ookvanveertigdagen van KRISTUS,
Alles wat ik in den Menfch iie zyn wonderheden.
In denzelven zietmen niets dan de
Huyd, endiedik, ennochtans, als wäre die
doorfchynende, leggcn in dezclve, en door
dezelve voor de oögen zelve öpen de inwendige
dingen, hetgemoedzeif, de gedachten,
de Wil, de Hertstochten. Voornaracntlyk is
het Jangezichtcnha\tUmhet Aangezicht
Sss de